Inleiding

De Educatieve master audiovisuele en beeldende kunsten is een jonge opleiding die ontstaat uit de traditie van de Specifieke Lerarenopleiding en nu een eigen identiteit ontwikkelt. Dit beleidsplan blikt vanuit recente ervaringen positief naar de toekomst, dankbaar voor de dynamiek die de introductie van de educatieve masteropleidingen hebben doen ontstaan. Het schetst de huidige toestand van de opleiding maar kijkt ook en vooral vooruit.

We maken plannen voor de beleidstermijn 2021-2027, die overeenkomt met de termijn van het nieuwe LUCA Beleidsplan, dat in dezelfde periode als deze tekst wordt voorgesteld. Dit opleidingsbeleidsplan wordt afgerond bij aanvang van het derde academiejaar sinds de start van de opleiding. De beleidspunten uit de Toets Nieuwe Opleiding van 2018 zijn ondertussen in de praktijk gebracht of na een hardnekkige gezondheidscrisis verschoven en in ontwikkeling. Daarnaast zijn de afgelopen twee jaar nieuwe ambities en uitdagingen ontstaan waarop we de mogelijke antwoorden in dit beleidsplan schetsen. Deze tekst vormt een startpunt voor reflectie en gesprek waarmee we als opleiding de komende jaren concreet aan de slag gaan.

Het document belicht in negen hoofdstukken evenveel thema’s die wij als LUCA School of Arts van belang vinden voor onze opleidingen, overeenkomstig de kwaliteitskenmerken die opgenomen zijn in het LUCA-kwaliteitskader. Het opleidingsportfolio op SharePoint voorziet het opleidingsbeleidsplan van de nodige bijlagen.

Deze tekst is tot stand gekomen na besprekingen binnen het ‘buro’ Educatieve master audiovisuele en beeldende kunsten en in overleg met de hoofden of coördinatoren van de opleidingen Audiovisuele kunsten, Beeldende kunsten, Productdesign, de Educatieve master Muziek en Podiumkunsten en de onderzoekseenheden Image, Intermedia en Interactions. 

We kijken alvast uit naar de gesprekken die op basis van dit beleidsplan met interne en externe stakeholders zullen plaatsvinden.

1. Opleidingsprofiel 

1.1 Identiteit, visie en uitgangspunten

De opleiding Educatieve master in de audiovisuele en beeldende kunsten heeft de ambitie zich op de kaart te zetten met een uitgesproken identiteit die staat voor een sterk engagement tegenover de hieronder beschreven uitgangspunten. Elke dag opnieuw werken alle betrokken partijen aan de missie om studenten een opleiding te bieden die als referentiepunt kan dienen in de huidige en latere loopbaan. 

symbiotische relatie tussen kunst, educatie en samenleving

De opleiding vormt leraar-kunstenaars die de eigen praktijk voeden vanuit een symbiotische relatie tussen kunstenaarschap en leraarschap met aandacht voor actuele verschuivingen in het onderwijslandschap en het kunstenveld. 

De leraar beeldende en audiovisuele kunsten wordt geconfronteerd met nieuwe uitdagingen: hervormingen in het kunstonderwijs zetten enerzijds in op sterkere vakdidactische expertise en anderzijds op meer aansluiting met hedendaagse kunst- en cultuurbeleving (cf. decreet DKO). Ook vanuit sociaal-artistieke, museale, wetenschappelijke, technologische en bedrijfs-economische contexten is er een toenemende interesse voor kunsteducatie. Artistieke competenties en tools worden aangegrepen als vector om maatschappelijke uitdagingen aan te gaan. 

Tegelijk zien we binnen het internationale kunstenveld ook aandacht uitgaan naar educatieve en ervaringsgerichte contexten (cf. educational turn). Kunstenaars maken gebruik van participatieve strategieën en geven vorm aan een artistieke praktijk vanuit een interesse voor educatieve interventies en tools  (cf. Thomas Hirschhorn, Claire Bishop, Jeremy Deller, Dora Garcia, Nora Sternfeld, Sepake Angiama, Ruangrupa). In het samenwerken met diverse groepen en individuen zetten kunstenaars ervaringsprocessen in gang en lokken ze interdisciplinaire interacties uit. 

Vanuit deze verschuivingen wil de opleiding de student uitdagen om didactische, educatieve en participatieve technologieën, strategieën en handelswijzen te bevragen, herdenken en realiseren vanuit een dynamisch artistieke praktijk. De leraar-kunstenaar audiovisuele en beeldende kunst is niet alleen bekwaam om krachtige leeromgevingen te organiseren maar ook om vanuit artistieke projecten ervaringsgerichte contexten op te zetten en interdisciplinaire interventies uit te lokken. Dit overstijgt de eigen praktijk tot het actuele kunstenveld en de bredere maatschappij.

In opleidingsonderdelen als het collectief atelier Labo,  het artistiek-pedagogisch onderzoek uit de scriptie of de geïntegreerde masterproef bestaat het opzet uit kwesties die zich situeren op het snijvlak tussen kunst, educatie en samenleving. De inzet is een bijdrage aan probleemstellingen (cf. grootstedelijkheid, duurzame diversiteit, taligheid, STEAM) die met het leraarschap, samenleving en kunst te maken hebben.

vernieuwende kunst- en onderwijsvormen

De opleiding is een experimenteel collaboratief laboratorium aan nieuwe methodologieën en praktijken om educatieve en artistieke processen te onderzoeken in diverse contexten. Enerzijds leert de student, naast het opbouwen van een polyvalente vakdidactische basis, om vanuit de eigen artistieke praktijk vernieuwing binnen te brengen in een educatieve context. Anderzijds krijgt de student inzichten in hoe educatie het maakproces kan openbreken. Dit wordt aangereikt vanuit de vakdidactieken en de artistieke ateliers en tijdens de stages en/of de masterproef zichtbaar gemaakt. 

Vanuit de opleiding worden vernieuwende werkvormen, (virtuele) leeromgevingen en evaluatiemethoden onderzocht en geïntegreerd in het curriculum. 

onderzoekende en experimentele houding

Binnen deze collaboratieve ruimte wordt de nadruk gelegd op persoonsvorming, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid waarbij een onderzoekende en experimentele houding tegenover kunst en educatie de kern uitmaakt. De afgestudeerde leraar-kunstenaar reflecteert doorheen zijn professionele praktijken over veranderingsprocessen in het onderwijslandschap, het kunstenveld en de samenleving. De opleiding is onderzoeksgebaseerd en -gericht en ontwikkelt zo academisch gevormde kunstenaars met een attitude van levenslang leren.

Vanuit een geïntegreerde visie op onderzoek en onderwijs wordt ingezet op onderzoeksprojecten binnen het brede kader van kunst en educatie die systematisch ingebed worden in het onderwijs van de Educatieve masteropleiding aangeboden wordt. Studenten nemen niet alleen kennis van vernieuwde inzichten uit eigen onderzoek maar nemen ook deel aan veldwerk, analyse en artistieke praktijk. Projecten zijn zowel lokaal met relevante partners (o.a. C-mine, FLACC, Museum Dr Guislain) als internationaal (o.a. LUCA DESIS Lab). Daarom is het merendeel van de docenten in de opleiding ook onderzoeksmatig actief.

kritisch-maatschappelijk engagement

Maatschappelijk engagement is in het profiel van deze opleiding geen vrijblijvend addendum maar de slagader van onze identiteit. Zowel vanuit de component leraar als de artistiek-educatieve praktijk worden inclusie, emancipatie, participatie en sociaal-culturele kwesties (politiek) op het spel gezet. Positionering tegenover deze actuele thematieken is een belangrijke zoniet noodzakelijke inzet van deze Educatieve master audiovisuele en beeldende kunsten. 

Het belang van een kritisch-maatschappelijk engagement komt in diverse vormen tot uiting doorheen de opleiding. Van expliciet in opleidingsonderdelen als Stage Diversiteit, Labo, Inleiding in Kunsteducatie en het master keuzevak School of Equals tot impliciet, of latent in de vakdidactieken, Stage Verdiepen, de scriptie en de masterproef.​​ Ook binnen de relatie tussen student en docent is een gelijkwaardige positie de inzet. 

De aandacht voor deze kwesties mag zich niet begrenzen binnen de muren van de school. Sleutelfiguren en organisaties uit het (internationale) onderwijsveld en de kunsten worden uitgenodigd om binnen de opleiding expertise te delen. Dit resulteert in de uitbouw van een netwerk aan partners waarmee een duurzame uitwisseling tot stand kan komen. Tegelijkertijd worden studenten uitgestuurd om op hun beurt in de samenleving positie in te nemen.

1.2 Eén masteropleiding, drie afstudeerrichtingen, drie campussen en twee onderzoeksclusters

De Educatieve master audiovisuele en beeldende kunsten heeft drie afstudeerrichtingen die op drie campussen worden aangeboden: campus Sint-Lukas Brussel, campus Sint-Lucas Gent en campus C-mine Genk. Een student kan afhankelijk van de basisopleiding afstuderen in audiovisuele kunsten, beeldende kunsten of productdesign. 

De multicampusrealiteit van deze opleiding is een grote uitdaging voor zowel het curriculum als studenten en docenten. De Educatieve masteropleiding werkt geïntegreerd met de domeinopleidingen, wat een waaier aan artistieke expertises binnen brengt maar ook de confrontatie met diverse visies op kunst en educatie. 

De fysieke afstand tussen de schoolgebouwen stuurt aan om ook de virtuele ruimte te verkennen en kwalitatief in te zetten in het onderwijs. De pandemie brengt deze exploratie in een stroomversnelling en leert ons met vallen en opstaan de mogelijkheden kennen. 

Er zijn twee onderzoekslusters verbonden aan de Educatieve masters. Eén die geleid wordt door senior onderzoek Steven Lenaers, één door senior onderzoeker Nancy Vansieleghem. Het onderzoek in de cluster Cultuureducatie en Participatie (Steven Lenaers) richt zich op leeractiviteiten in de culturele sector. Hoe kunnen de kunsteducatieve organisaties de deelname van diverse groepen aan hun activiteiten vergroten en succesvol maken? De focus ligt op de ontwikkeling van leertrajecten door diversificatie van de leertrajecten om zowel bevoorrechte als achtergestelde bevolkingsgroepen te bereiken. De onderzoeksresultaten zijn artistiek-educatieve ontwerpen gebaseerd op de praktijk en ondersteund door theorie, te gebruiken bij leeractiviteiten in kunst- en designonderwijs en in de culturele sector. De hoofdlijn van de onderzoekscluster Art, Pedagogy & Society (A,P & S - Nancy Vansieleghem) richt zich op praktijken (oefeningen, tactieken, ontwerpen, beelden, situaties, ...) waarin conventionele manieren van denken en doen in kunst en onderwijs tussen haakjes worden gezet zodat een verschuiving in perspectief mogelijk wordt en andere manieren van kijken, spreken, handelen, ... zich aandienen. In sommige onderzoeksprojecten wordt deze ervaring gekoppeld aan de notie van 'kinderschoenen'. Het uitgangspunt is dat we voor radicaal andere uitdagingen staan dan voorheen (i.e. klimaatverandering, digitalisering, migratiestromen, kapitalisering,...).  Uitdagingen die onze ervaring van de menselijke conditie destabiliseren en ons van daaruit aanspreken om na te denken over wat 'school maken' en 'kunst maken', en niet minder hun onderlinge verbondenheid, vanuit deze 'post-experience' kan betekenen. 

1.3 Een geïntegreerd en verkort traject

Conform het decreet van 4 mei 2018, wordt de opleiding in twee trajecten aangeboden. Beide trajecten beogen studenten die vanuit een onderzoekende houding en kritisch-maatschappelijk engagement met vernieuwende kunst- en onderwijsvormen naar educatie, kunst en samenleving kijken. Elk traject heeft ook eigen uitdagingen en werkpunten. 

In het geïntegreerd traject (120 studiepunten) stromen studenten in op basis van een bachelordiploma Audiovisuele kunsten, Beeldende kunsten of Productdesign. Ze volgen een geheel van artistiek en educatief vormende opleidingsonderdelen waarbij een deel van het traject geïntegreerd met de domeinopleiding (gekoppeld aan de artistieke discipline van de student) wordt aangeboden. Het tweejarig traject is een voltijdse opleiding. 

De Toets Nieuwe Opleiding uit 2018 focust op de geïntegreerde opleiding met de ambitie studenten warm te maken voor dit traject. In het academiejaar 2019-2020 tekenen 4 studenten in, in 2020-2021 komen daar 10 studenten bij en vandaag (07/10/21) staat de teller op 25 studenten in het geïntegreerd traject. Het blijft onze prioriteit om dit traject verder uit te bouwen, op de kaart te zetten en een groei aan studenten te bewerkstelligen. 

De studentenaantallen in het verkort traject (60 studiepunten) liggen veel hoger. Momenteel volgen meer dan 100 studenten de verkorte educatieve masteropleiding. Dit zijn studenten die reeds in het bezit zijn van een masterdiploma Audiovisuele kunsten, Beeldende kunsten of Productdesign. In het eenjarig programma worden enkel de vakken uit het educatieve luik aangeboden vanuit de gedachte dat het artistieke luik doorlopen is in de domeinmaster. Het traject voor zij-instromers is ontworpen om de combinatie met werk en/of gezin toe te laten en bundelt lesdagen hoofdzakelijk op maandag of dinsdag afhankelijk van de campus. De verkorte educatieve masteropleidingen van LUCA koepelen onder de noemer Edu by LUCA en maken deel uit van het Edu geheel waar ook KULeuven en Vives onder werken. 

Naast het verwerven van competenties als leraar (en bekwaamheden in het onderwijs) heeft ook het verkort traject het potentieel om sterker in te zetten op de integratie van de artistieke praktijk met educatie. De visie om beide praktijken niet los van elkaar te denken en doorheen het curriculum gestalte te geven is een werkpunt voor onze opleiding komende beleidstermijn. 

In 2020-2021 werkten nog 6 studenten de uitdovende Specifieke Lerarenopleiding af. Door overgangsmaatregelen volgden zij in de praktijk samen les met de educatieve masterstudenten. Vanaf 2021-2022 houdt de SLO definitief op te bestaan. 

Vanuit specifieke interesses stelt de student een eigen flexibel traject samen en legt accenten in de eigen ontwikkeling. Reflectie en communicatie over het eigen vormingsproces zijn de rode draad in beide trajecten van de opleiding.

1.4 Koppeling opleidingsbeleid aan LUCA beleid 2021-2027 

In het huidige beleid zijn de grondvesten van de educatieve masteropleiding gelegd en stappen ondernomen om de ambities voor 2027 in te leiden. Het nieuwe beleidsplan zet enerzijds in op het versterken, aanscherpen en uitdragen van onze identiteit en anderzijds op uitdagingen die op basis van de voorbije academiejaren als werkpunten werden geformuleerd. 

Op basis van het LUCA Beleidsplan 2021-2027 (zie opleidingsportfolio) werden onderstaande uitgangspunten voor de educatieve masteropleidingen van LUCA geformuleerd. De acht strategische doelstellingen zijn letterlijk overgenomen uit het LUCA Beleidsplan en worden hieronder opleidingsspecifiek gekaderd en ingevuld. De operationalisering van deze punten zal worden gerealiseerd in de jaarlijkse actieplannen (zie opleidingsportfolio).

Beleidsrichtingen

In 2027 zijn studenten en docenten van de educatieve masteropleidingen vernieuwende kunstenaars in de hedendaagse samenleving.

In 2027 zijn de educatieve masteropleidingen van LUCA een toonaangevende speler in het veld van kunst en educatie en hebben ze een voortrekkersrol op vlak van innovatie en expertisedeling.

In 2027 speelt onderzoek in kunst en educatie een cruciale rol in de opleiding en hebben onderzoeksresultaten een impact op het werkveld.

In 2027 biedt LUCA twee educatieve masteropleidingen met een (hybride) campusoverschrijdend, geharmoniseerd en geïntegreerd curriculum met de domeinopleidingen. 

In 2027 zijn de educatieve opleidingen sleutelspelers in een duurzaam aanbod van aanvangsbegeleiding*, professionalisering en opleidingen op maat.

* De aanvangsbegeleiding van beginnende leraren ondersteunen, onder verantwoordelijkheid van de school waar die leraren werken, en samen met de pedagogische begeleidingsdiensten. (Art.104)

Doelstellingen

1. In 2027 nemen onderzoekers, docenten en studenten van LUCA actief en zichtbaar deel aan het maatschappelijk debat.

Vandaag heeft de Educatieve master audiovisuele en beeldende kunsten aandacht voor de actuele positie van de leraar-kunstenaar op het snijvlak van kunst, educatie en samenleving vanuit een kritisch-maatschappelijk engagement. Naast bestaande intenties vanuit opleidingsonderdelen als Stage Diversiteit, Stage Verdiepen of Inleiding in Kunsteducatie versterkt het nieuwe School of Equals onze visie. School of Equals is een kader voor artistieke en educatieve interventies binnen het kunstonderwijs met als doel exclusieve en geprivilegieerde vormen van school-maken te bevragen en tegelijk actieve vormen van ‘ontleren’ en experimentele leerpraktijken uit te testen waar gelijkheid centraal staat. 

In 2027 wordt School of Equals (zie opleidingsportfolio) uitgebouwd en (inter)nationaal op de kaart gezet door:

  • de organisatie van terugkerende studiedagen rond actuele maatschappelijke thema’s voor docenten, studenten en externen
  • het aanbieden van een jaarlijks keuze opleidingsonderdeel School of Equals onder de vorm van een intensieve workshopweek gegeven door relevante (internationale) kunstenaars voor master- en bachelorstudenten uit alle academische LUCA-opleidingen in samenwerking met o.a. Globe Aroma
  • verspreiding van de publicatie School of Equals naar een breder publiek 

In 2027 heeft het (keuze)opo Stage Diversiteit (zie opleidingsportfolio) een prominente plaats in de eigen opleiding en verankert in de programma’s van 3BA zodoende de aandacht voor diversiteit in de artistieke praktijk van de studenten te integreren. Bestaande partnerschappen met het werkveld worden gevaloriseerd en nieuwe initiatieven ingebed in het stagenetwerk. 

In 2027 kunnen de educatieve masteropleidingen spreken van een LUCA-breed expertisecentrum dat met het campus- en opleidingoverschrijdend opo Inleiding in Kunsteducatie de student laat kennismaken met het debat rond kunst en educatie. Studenten leren relevante spelers uit het werkveld kennen die binnen de thematieken van het vak kennis en ervaring delen.  

In 2027 is er een uitgebreid aanbod van terugkerende stageprojecten bij externe partners die het maatschappelijk belang van artistiek-educatief opgeleide profielen zichtbaar maken. 

In 2027 speelt onderzoek met betrekking tot de relatie tussen kunst en educatie een cruciale rol in de opleiding. Verdere integratie en uitbouw van het onderzoek van docenten en doctoraatsstudenten die verbonden zijn aan de onderzoeksclusters Art, Pedagogy and Society (AP&S) en Cultuureducatie en Participatie.

  • Het aanvragen van onderzoeksmiddelen (Impuls, C1, FWO, Horizon Europe, Horizon 2030,…), publiceren van onderzoek in gerenommeerde tijdschriften en publicaties die zichtbaarheid geven aan onderzoek en uitbouw cluster met verdere ontwikkeling van internationaal netwerk binnen kunstwereld, netwerk philosophy and education, en art education
  • Het presenteren van onderzoek en tussentijdse resultaten op internationale congressen zoals ELIA, ECER, maar ook meer aanwezigheid van onderzoek uit de clusters in kunstgerelateerde instellingen en platformen zoals BAK, Kunsthal,…
  • Verdere uitbouw van collaboratieve onderzoekspraktijken met samenwerkingen tussen theoretisch pedagogisch onderzoek en artistieke praktijken. 
  • Organisatie international summer/winter school: No(w) Art Academy (georganiseerd vanuit de verschillende doctoraatsprojecten binnen de cluster A,P & S). 

2. In 2027 heeft LUCA een internationale reputatie als kennisinstelling binnen het brede domein van de kunsten.

Op het gebied van internationalisering heeft de opleiding momenteel ruimte om zich verder te ontplooien. Naast een aantal kleinschalige initiatieven zoals de (uitdovende) samenwerking met VVOB, internationale bijdragen aan School of Equals of onderzoeksgerelateerde uitwisselingen van docenten maken wij plannen om:

In 2027 docent- en assistent-onderzoekers internationaal te laten deelnemen aan congressen, publicaties en waar mogelijk via projecten. 

In 2027 het aanbod internationale stages terug te brengen zodoende studenten de kans te bieden in diverse culturele contexten ervaring op te doen.  

In 2027 studenten- en docentenmobiliteit te faciliteren via Erasmus+:

  • Een significant deel van de studenten doet aan uitgaande studentenmobiliteit via netwerk van internationale partners.
  • We hebben een coherent aanbod met inbegrip van Engelstalige kunsteducatieve vakken voor inkomende Erasmusstudenten (1 semester of 1 jaar).
  • Docenten gaan via kortdurende teaching of training initiatieven op uitwisseling bij internationale partners. Bvb Piet Zwart Instituut Rotterdam. We onderzoeken de mogelijkheid om deel te nemen aan een Erasmus Teacher Academy.

Tijdens komende beleidstermijn mee te werken aan het ontwikkelen van mogelijkheden met betrekking tot internationale projecten met de werkgroep Internationalisering Lerarenopleiding voor partners uit de Associatie KULeuven

3. In 2027 beschikt LUCA over een virtuele omgeving waar studenten, alumni, onderzoekers en docenten zich presenteren en elkaar en de buitenwereld ontmoeten.

De virtuele ruimte wordt door de opleiding reeds benut vanuit diverse opleidingsonderdelen om vanuit het digitale nieuwe onderwijs- en kunstvormen te exploreren. Verder verkennen wij wat noodzakelijke online initiatieven zoals de webinar Virtual Classroom post-corona kunnen betekenen in het programma van de opleiding en voor de uitbouw van een alumniwerking vanuit aanbod professionalisering en aanvangsbegeleiding.

In 2027 staat de virtuele ruimte van intercampusvakken zoals Leren in maatschappelijk betrokken onderwijs, Inleiding in Kunsteducatie en Domeinoverschrijdende vakdidactiek op punt.

In 2027 zijn de noden van de opleiding met betrekking tot de virtuele ruimte in kaart gebracht en geconcretiseerd door onderzoek te doen naar:

  • Naar het voorbeeld van partners uit de Associatie KULeuven een waardevolle uitwisseling opzoeken met Collaborative Online International Learning (COIL). 
  • Het gebruik van het bestaande platform bMooc verder integreren in een hybride lescontext. 

‘bMOOC is an educational, visual and digital platform designed for studio art education in the bachelor’s and master’s programs in visual arts. The platform aims to assist the development of a visual language.’

  • Onderzoeken wat de meerwaarde van een virtuele tussenruimte voor stage en aanvangsbegeleiding kan zijn.

In 2027 worden educatieve opleidingen en onderzoek in kunst en educatie zichtbaar voor de buitenwereld op social media (momenteel: Facebook, Instagram) en andere online platformen. Opleiding, docenten en studenten gebruiken #LUCAeducation als handelsmerk.

4. In 2027 zijn work in progress, experiment en innovatie nadrukkelijk zichtbaar aanwezig op iedere campus van LUCA. 

De artistieke werking van de Educatieve master moet meer zichtbaar worden voor de andere opleidingen en potentiële nieuwe studenten uit de bachelor. De inzet is het artistieke potentieel van educatie in de kijker te zetten. 

In 2027 doen artistieke ateliers specifiek aan de Educatieve Master zoals Labo en School of Equals regelmatig interventies en toonmomenten op de campus of maken gebruik van beschikbare platformen online. 

In 2027 werken studenten in het atelier en/of aan de masterproef in nauwe verbondenheid en harmonie met studenten uit de domeinmasters. De begeleiding wordt verzorgd door een team van docenten uit het domein en de educatieve master afhankelijk van de noden van de student. Er bestaat een waardevolle uitwisseling van expertise tussen domein en educatie. 

In 2027 presenteren educatieve masterstudenten de masterproef in een geïntegreerde opstelling met de eindwerken uit de domeinmaster tijdens de verschillende graduation shows

5. In 2027 is een pedagogisch-didactisch concept van curatorschap de basis van het onderwijsmodel binnen LUCA. 

Binnen de educatieve master is het concept van curatorschap reeds grotendeels gerealiseerd. Er bestaat een traditie van teamteaching, het uitnodigen van gastsprekers of kunstenaars en campus- of opleidingsoverschrijdende samenwerkingen. In 2027 blijft deze cultuur stand houden en is er sprake van een sterke verbinding met docenten en hoofden buiten het team educatie. 

Ook de student wordt nog meer curator van het eigen programma. Vandaag kiest een student voor een modeltraject of aangepaste spreiding en maakt binnen de opleidingsonderdelen bepaalde keuze voor thematieken en projecten die aansluiten bij de eigen praktijken. Het onderzoek uit de scriptie en/of de masterproef en vooral de stages vormen het persoonlijk leertraject. 

6. In 2027 gelden sociale en educatieve vaardigheden binnen LUCA als kerncompetenties bij de rekrutering en ontwikkeling van personeelsleden.

Alle betrokken partijen bij de opleiding hebben expertise op het gebied van educatie. Vanuit diverse achtergronden (kunsten, pedagogie, sociologie, psychologie, onderwijskunde,...) werpt elke docent een unieke blik op kunst, educatie en samenleving. Telkens vanuit dezelfde onderzoekende houding en attitude van levenslang leren die ook bij studenten wordt aangemoedigd. 

In 2027 sluit de personeelssamenstelling van de educatieve masteropleidingen  aan bij de ideale mix van profielen met voldoende statutaire personeelsleden om een duurzaam personeelsbeleid te genereren. 

In 2027 professionaliseert het eigen personeel zich op regelmatige basis.

  • VELOV 
  • Dienst onderwijs en kwaliteit
  • Teamoverleg als motor om met nieuwe concepten aan de slag te gaan
  • Gezamenlijke ontwikkeling studiedagen
  • Extern kader ontwikkelen

In 2027 nemen de educatieve masteropleidingen een voortrekkersrol op voor onderwijskwaliteit en -innovatie in (hoger) kunstonderwijs. We onderzoeken een samenwerking met de Dienst Onderwijs en Kwaliteit.

7. In 2027 stelt LUCA zijn gespecialiseerde infrastructuur en faciliteiten open voor de buitenwereld. 

Dit punt zal worden gerealiseerd vanuit het beleid in de domeinopleidingen.

8. In 2027 realiseert LUCA samen met externe partners trajecten voor levenslang leren en projecten ten dienste van de maatschappij.

Vandaag realiseert de opleiding in samenwerking met andere educatieve masteropleiding en Katholiek Onderwijs Vlaanderen een terugkerende navorming voor leerkrachten betrokken bij artistieke vakken. Daarnaast werkt de opleiding verder aan de uitbouw van studiedagen rond vakdidactiek, stageprojecten en flexibele trajecten. 

In 2027 bieden we een ‘vast’ aanbod navorming/aanvangsbegeleiding voor DKO, SO en kunsteducatieve sector

  • vanuit samenwerking met partners (Associatie KU Leuven, KathOndVla, Verdi, OVSG?, CoDiBel?)
  • we onderzoeken de meerwaarde van een eigen strategie of merknaam (LUCAfuture?)
  • we bouwen een sterke alumniwerking uit die zowel op artistiek als educatief vlak een waardevolle uitwisseling tussen de opleiding en alumni verwezenlijkt

In 2027 bieden we een ‘verkorte verkorte EMA’ waarin afgestudeerden hun lesbevoegdheid kunnen uitbreiden.

Tijdens komende beleidsperiode onderzoeken we de mogelijkheden van micro-credentials (EU, in ontwikkeling) voor een kortlopend aanbod rond eigen sterktes.

1.5 Nuttige linken bij kenmerk 1

2. Opleidingsspecifieke leerresultaten en – vormingsdoelen 

2.1 Domeinspecifieke leerresultaten 

De DLR van de Educatieve master in audiovisuele en beeldende kunsten (zie opleidingsportfolio) werden door de NVAO gevalideerd op niveau 7 (masterniveau) van de Vlaamse kwalificatiestructuur (VKS) en afgetoetst aan de Dublin descriptoren. De DLR beantwoorden aan de VKS niveau master. Onder coördinatie van VHLUR werden de domeinspecifieke leerresultaten van de educatieve master kunsten afgetoetst bij oud-studenten, werkveld, domeindeskundigen, internationale experten en opleidingen in de kunsten. De basiscompetenties van de startende leraar, bestaande uit tien functionele gehelen en acht attitudes fungeerden als referentiekader voor het ontwerpen van de domeinspecifieke leerresultaten van de Educatieve master in de kunsten. De vakinhoudelijke kennis en vaardigheden met betrekking tot het artistieke domein (Audiovisuele kunsten, Beeldende kunsten en Productdesign) werden hierin niet opgenomen. Aangezien we kiezen voor een geïntegreerde Educatieve master in de kunsten, moeten de hierboven vermelde DLR samen worden gelezen met de DLR van de masteropleiding Audiovisuele kunsten, Beeldende kunsten en Productdesign. 

2.2. Opleidingsspecifieke leerresultaten 

 
Vanuit het geïntegreerde model is het nadrukkelijk de bedoeling om de set domeinspecifieke leerresultaten te combineren met de leerresultaten van de Educatieve master in geïntegreerde opleidingsdoelen. Dit heeft geleid tot 11 opleidingsspecifieke leerresultaten waarin de symbiotische relatie tussen educatie en het artistieke zich aftekent. De opleidingsspecifieke leerresultaten sluiten aan bij de visie van de instelling en worden gedragen vanuit een grondhouding die uitgedrukt wordt in 4 LUCA-brede leerlijnen (zie opleidingsportfolio): 

  • creatief en realisatie
  • communicatie en ondernemingszin
  • onderzoekend en reflectie
  • maatschappij en engagement

De opbouw van de opleidingsspecifieke leerresultaten kwam tot stand in overleg met het voormalige SLO team, vertegenwoordigers uit het vakgebied en het beroepenveld, dit via een reflectie over de verschillende opdrachten van de leraar op masterniveau gekoppeld aan de specifieke context van de kunsten. Onderstaande tabel toont hoe de opleidingsspecifieke leerresultaten zich tot de functionele gehelen verhouden en hoe de opleiding zich daarbinnen profileert als kunstopleiding. Het uitgangspunt is dat de master-leraar kunst moet beschikken over een dubbele expertise (leraar en artistiek) die steeds onderzoeksgebaseerd is.  

Tabel 1: Opleidingsspecifieke leerresultaten in relatie tot de functionele gehelen

Functionele gehelen

Opleidingsspecifieke leerresultaten

inhoudelijk expert

1.   De student beschikt over aantoonbare kennis en inzichten in het eigen vakgebied, vakdidactiek en algemene pedagogisch-onderwijskundige referentiekaders, met inbegrip van onderbouwing en historische ontwikkelingen ervan. De student kan deze domeinen geïntegreerd, kritisch en geactualiseerd inzetten en bijsturen in diverse leer-en vormingscontexten.
#DLR 1

begeleider van leerprocessen

2.     De student kan uitdagende artistieke leer-en vormingscontexten in al haar didactische componenten ontwerpen en verantwoorden. #DLR 1, 2

-        zowel zelfstandig als collaboratief

-        vanuit vakspecifiek en vakoverschrijdend perspectief

-        vanuit een wetenschappelijk en artistiek georiënteerde onderzoeksbenadering

-        op individueel, groeps-en organisatieniveau

-        vanuit een coherent klasmanagement

-        in functie van een veilige, stimulerende en flexibele handelingscontext. 

organisator 

3.     De student kan uitdagende artistieke leer-en vormingsprocessen – en contexten in al haar didactische componenten planmatig en proactief organiseren, begeleiden, evalueren en bijsturen. #DLR 1, 2, 3, 4 

-        zowel zelfstandig als collaboratief

-        vanuit vakspecifiek en -overschrijdend perspectief

-        vanuit een wetenschappelijk en artistiek georiënteerde onderzoeksbenadering

-        op individueel,  groeps- en organisatieniveau

-        vanuit een efficiënt klasmanagement 

-        in functie van een veilige, stimulerende en flexibele handelingscontext. 

opvoeder

4.     De student is in staat om grensdoorbrekende artistieke leer-en vormingscontexten te creëren waarbij dimensies zoals leeftijd, gender, etnische achtergrond en milieu dynamische variabelen worden. Kan door gerichte en verantwoorde interacties en interventies een participatieve, reflectieve en persoonsvormende cultuur bij de lerende op gang brengen. #DLR 2, 3

partner 

ouders en 

team

5.    De student  toont een open en communicatieve houding ten aanzien van lerenden, ouders en samenwerkingspartners.  De student communiceert vanuit een luisterbereide houding met oog voor diversiteit en diverse taalachtergronden.  De student is zich bewust van het effect van taligheid in functie van het ontwikkelen van constructieve strategieën om leer- en vormingsprocessen  te ondersteunen en stimuleren. #DLR 5

Partner 

externen

6.     De student  heeft kennis van en inzicht in de werking van een ruim aanbod van artistiek-educatieve praktijken  en organisaties alsook ontluikende initiatieven, zoekt en zet zelfstandig samenwerkingen op met collega’s en organisaties met het oog op het verrijken van het leer- en vormingsaanbod en het faciliteren van de interactie tussen het onderwijs, de artistiek – educatieve sector en het kunstenveld #DLR 6, 12

Kwaliteits-ontwikkelaar

7.    De student  kan een volledige onderzoekscyclus doorlopen en wendt diverse wetenschappelijke en artistieke methodologieën en tools aan om onderwijskundig, vakdidactisch en vakinhoudelijke referentiekaders discursief, systematisch en op een geordende manier te bevragen. #DLR 7, 8, 9

8.    De student  kan op basis van artistiek en wetenschappelijk onderzoek kritisch reflecteren en handelen ten aanzien van artistiek-educatieve kwesties en van daaruit zelfstandig een ontwerpmatige of artistieke bijdrage leveren voor een vernieuwend denken en handelen over onderwijs,  kunst-educatie en kunst. #DLR 1, 7, 10, 11

9.     De student stuurt op basis van onderzoek autonoom de eigen praktijk blijvend ter discussie en verdiept zich in nieuwe bevindingen om onderzoek in het onderwijs, de artistiek-educatieve sector en het kunstenveld te ontlokken #DLR 1, 9, 10, 11

Onderwijsgemeenschap cultuurparticipant

10.  De student  is in staat om keuzes en beslissingen tijdens het ontwerp- en realisatieproces van een artistiek-educatief werkstuk of project te verantwoorden, communiceren, presenteren en evalueren zowel tav stakeholders als een ongedefinieerd publiek #DLR 2, 13

11.   De student kan een artistiek – educatief werkstuk of project positioneren in het reële internationale kunsten- en kunst-educatieve veld en communiceert een kunst– educatieve visie op basis van een pedagogisch/onderwijskundig, vakdidactisch en vakinhoudelijk onderzoeksproces. #DLR 2, 13

  2.3 Nuttige linken bij kenmerk 2

3. Curriculum – een samenhangend geheel

3.1 Curriculum Educatieve master in de audiovisuele en beeldende kunsten

3.1.1 Een LUCA-brede curriculumstructuur

Om studenten de kans te bieden les te volgen op de verschillende campussen van LUCA en om hen deels zelf hun programma te laten invullen, wordt sinds enkele jaren een LUCA-brede curriculumstructuur opgezet (zie opleidingsportfolio). Dat houdt in dat de curricula van alle opleidingen geënt zijn op dezelfde leerlijnen en op dezelfde basisstructuur. De opleidingen verschillen wel in hun onderwijs en onderzoek op basis van een specialisatie die ze in de opleiding centraal plaatsen. 

Het LUCA-brede curriculum bestaat uit: 

1.     een domeinspecifiek blok (respectievelijk Audiovisuele kunsten, Beeldende kunsten of Productdesign)

2.    een blok dat vormgegeven wordt vanuit speerpunten 

3.    een vrij blok met keuzevakken

4.    een blok met gemeenschappelijke algemene vakken (per campus - enkel van toepassing binnen de bacheloropleidingen)

Het vertrekpunt van het geïntegreerde model is een samenvoeging van de component leraar en de vakinhoudelijke component, waarbij het geheel meer is dan de som van de delen en aansluit bij de decretale voorwaarden en de visie van de instelling. Omwille van de geïntegreerde gedachte van het artistieke en het educatieve, moeilijk om (1) en (2) van elkaar te onderscheiden en worden ze dus met elkaar verweven. De curriculumhervorming van de instelling gebeurt vanuit vier pijlers die de curriculumstructuur van de opleidingen aansturen:

-        De student centraal

-        Samenwerking maximaliseren: intercampus, interdisciplinair, werkveldgericht, internationaal 

-        Toekomstgerichtheid: competenties van de 21e eeuw: digitale geletterdheid, kritisch denken, probleemoplossend denken, creativiteit en innovatieve vaardigheden, flexibel en ondernemend

-        Onderzoek geïntegreerd in onderwijs

De curriculumstructuur geldt voor alle campussen. Het verschil tussen Audiovisuele kunsten, Beeldende kunsten en Productdesign tekent zich binnen de Educatieve master af in de luiken vakdidactiek, artistieke vorming en de masterproef.

3.1.2  Geïntegreerd curriculum Educatieve master in de audiovisuele en beeldende kunsten

Conform art. 111 van het Decreet van 4 mei 2018, bedraagt de studieomvang van het volledige traject 120 studiepunten, waarvan 60 studiepunten worden toegewezen aan een component leraarschap, met een praktijkcomponent van 30 studiepunten. 15 van de 60 studiepunten zijn beschikbaar in de vorm van een ‘inleidend pakket’. 

Uitgaande van de decretale voorwaarden en de uitgangspunten en -structuur van de instelling, bieden wij een basisprogramma voor de Educatieve master voor audiovisuele en beeldende kunsten dat een geïntegreerde visie op de leraar kunstenaar uittekent.  Vanuit de visie om vanuit een onderzoekende en experimentele houding en met een kritisch-maatschappelijke engagement doorheen vernieuwende kunst- en onderwijsvormen naar kunst, educatie en samenleving te kijken, wordt het curriculum voortdurend inhoudelijk en vormelijk bevraagd. Verandering, bijsturing en actualisering van het programma is onvermijdelijk en zelfs noodzakelijk. Een aantal belangrijke wijzigingen zijn te vinden in:

  • Een wijziging in studiebelasting bij Domeinoverschrijdende vakdidactiek Kunst van 6 naar 3 studiepunten en bij Algemene vakdidactiek van 3 naar 6 studiepunten. Op basis van feedback van studenten en betrokken docenten blijkt er te weinig ruimte om de basis van het leraarschap te leggen binnen Algemene vakdidactiek. Voor Productdesign resulteert de hervorming in een Algemene vakdidactiek Productdesign 1 (6SP) en 2 (3SP), parallel aan de Specifieke vakdidactiek. Een overgangsmaatregel is van kracht tijdens het academiejaar 21-22. 
  • Het opo Educatieve Kwesties gaat van fase 2 naar fase 1, wordt deel van het ‘inleidend pakket’ en Domeinoverschrijdende vakdidactiek Kunst gaat samen met Stage Diversiteit van fase 1 naar fase 2. Voor studenten uit 2BA die het verplichte educatieve opo Inleiding in Kunsteducatie volgen vormt Educatieve Kwesties een interessante brug naar de Educatieve master. 
  • Alle opleidingsonderdelen evolueren vormelijk en inhoudelijk mee met actuele verschuivingen in de samenleving. Dit kan gaan om het gebruik van hybride onderwijs contexten tot veranderende partnerschappen met het werkveld, het toevoegen van thema’s als leerprocessen en publieksbemiddeling in Inleiding in Kunsteducatie tot het jaarlijks opnieuw kiezen voor andere betekenisvolle locaties voor de Labo werkweek. 

Het volledige curriculum met de bijbehorende ECTS-fiches kan worden geraadpleegd via de online studiegids: geïntegreerd traject en verkort traject. Hieronder schetsen we de uitgangspunten met betrekking tot de indeling en inhoud van het curriculum.

3.1.2.1  algemene (kunst)educatieve vorming (18 SP)

Inleiding in Kunsteducatie (6 SP)

Inleiding in kunsteducatie verkent de relatie tussen kunst en educatie. Deze relatie wordt vanuit diverse invalshoeken bestudeerd. Op grond van deze studie ontwikkelt de student een eigen visie op kunsteducatie die als basis dient om verder te ontwikkelen naar een eigen artistieke creatie of ontwerp. In het OPO wordt tevens geëxperimenteerd met hybride onderwijsvormen en digitale tools, en worden evaluatiemethoden in deze contexten onderzocht. 

Het OPO Inleiding in Kunsteducatie vormt deel van het inleidend pakket van 15 SP in 2BA. 

 

Leren in maatschappelijk betrokken onderwijs  1 (6 SP) 

In ‘Leren in maatschappelijk betrokken onderwijs 1’ komen thema’s aan de orde op micro-, meso- en/of macroniveau. Afhankelijk van het specifieke thema gebeurt de invulling vanuit een onderwijskundige, -pedagogische, -filosofische, -sociologische, -historische, -juridische, -psychologische en/of -technologische invalshoek.

De modules betreffen de volgende thema’s:

  • het onderwijsbestel en de rechtspositie van de leerkracht met aandacht voor ontstaansgeschiedenis en maatschappelijke ontwikkelingen;
  • historische ontwikkelingen inzake pedagogisch en onderwijskundig denken mede als basis voor thans gehanteerde pedagogische projecten, visies en methoden;
  • de maatschappelijke betekenis van onderwijs zoals die voortdurend ter discussie staat en resulteert in diverse benaderingen van school en curriculum;
  • vrijheid en gelijkheid als terugkerende discussiepunten die het onderwijs mede vorm geven;
  • kwaliteit als een voortdurende zorg in het onderwijs waarbij aandacht wordt besteed aan verschillende invullingen van de notie ‘kwaliteit’ en hoe deze zich in het Vlaamse onderwijs manifesteren;
  • schoolcultuur, schoolorganisatie en collegialiteit;
  • communicatie (in diverse contexten en met verschillende zowel binnenschoolse als buitenschoolse partners) als essentieel basisproces in het onderwijs;
  • leertheorieën, -processen en –resultaten met inbegrip van elementen uit ontwikkelings- en adolescentiepsychologie en breinonderzoek;
  • omgaan met verschillen tussen leerlingen vanuit macro-, meso- en microperspectief;
  • bouwstenen van onderwijzen met inbegrip van evaluatie van leerlingen (doelen, inhouden/taken, werkvormen, media, onderwijsbenaderingen, evaluatie-instrumenten);
  • taalbeleid en de leraar als taalleerkracht (taal in niet-taalvakken, taal in grootstedelijke, multiculturele context, opvang van anderstalige nieuwkomers).

Leren in maatschappelijk betrokken onderwijs  2 (6 SP) 

‘Leren in maatschappelijk betrokken onderwijs 2’ betreft thema’s die zich op micro-, meso- en/of macroniveau situeren. De thema’s zijn: De leerling en het leren; Leeromgevingen en leraarschap; Schoolorganisatie, schoolbeleid en professionele ontwikkeling; Onderwijssystemen, onderwijsbeleid en onderwijskwaliteit; Onderwijsconcepten en curriculum. Het aanbod van cursussen, opleidingen die door (partners van) de KU Leuven worden aangeboden en extern worden gecertificeerd kan jaarlijks wisselen.

OF Educatieve kwesties (6 SP) 

In het OPO Educatieve kwesties staat kritische reflectie t.a.v. de maatschappelijke betekenis van educatie centraal, maar er wordt een sterke klemtoon gelegd op verdieping en studie van (kunst-)educatieve handelingspraktijken. De eerste module: school-maken wordt aangeboden aan de hand van een reeks van opeenvolgende interactieve lees- en filmseminaries. Op basis van deze seminaries gerelateerd aan een socio-materiële studie van (kunstgerelateerde) onderwijspraktijken, worden actuele schoolse kwesties en discoursen bevraagd en onderzocht (i.e. gelijkheid, digitalisering, gezag, aandacht, kind zijn) In een tweede module worden in een aantal intensieve seminaries actuele denkkaders in de psychologie uitgediept (levensloop van de mens, tekenontwikkeling, doelgroep en diversiteit, autoriteit), toegepast en kritisch bevraagd vanuit een oefening in een concrete artistiek-educatieve context.  

Het OPO Educatieve Kwesties vormt deel van het inleidend pakket van 15 SP in de keuzeruimte van 3BA. 

3.1.2.2  vakdidactieken (12 SP)

De opleidingsonderdelen vakdidactiek werden vastgelegd bij Besluit van de Vlaamse Regering. Er worden op drie niveaus vakdidactieken ingericht die de studenten kunnen opnemen naargelang hun vooropleiding. 

-        Domeinoverschrijdende vakdidactiek Kunsten (3)

-        Algemene vakdidactiek: keuze tussen 3 vakdidactieken

Algemene vakdidactiek Audiovisuele Kunst (6)

Algemene vakdidactiek Beeldende Kunst (6)

Algemene vakdidactiek Productdesign 1 + 2 (9)

-        Specifieke vakdidactiek: keuze tussen

Specifieke vakdidactiek Audiovisuele Kunst: auditieve vorming en creatie (3) 

(wordt niet aangeboden in LUCA)

Specifieke vakdidactiek Audiovisuele Kunst: beeldende vorming en creatie (3)

Specifieke vakdidactiek Beeldende Kunst: vrije kunsten (3)

Specifieke vakdidactiek Beeldende Kunst: design, ontwerp en vormgeving (3)

De basisvoorwaarden voor het opnemen van een vakdidactiek wordt bepaald door het basisdiploma van de student. Een vakdidactiek opnemen die niet overeenkomt met het basisdiploma kan enkel gebeuren na een assessment. 

Algemene vakdidactiek domein (6 SP)

Naargelang de vooropleiding kan de student kiezen uit vakdidactiek Beeldende kunsten, Audiovisuele kunsten of Productdesign. In de vakdidactiek domein ligt de focus op het vertalen van artistieke processen gerelateerd aan een bepaald medium of domein, naar een concrete les- of vormingscontext. Studenten leren bouwstenen van een les benoemen volgens diverse vakdidactische modellen en referentiekaders. De student ontwikkelt op basis hiervan een eigen referentiekader om doelen, werkvormen, leerinhouden in artistiek vormende processen af te toetsen aan reële schoolse en ruimere kunsteducatieve contexten. Er wordt ruim aandacht besteed aan formatieve en summatieve evaluatie in kunstonderwijs. Het geheel wordt thematisch opgebouwd en onderzocht op basis van de specificiteit van de diverse domeinen (i.e. Beeldende kunsten, Audiovisuele kunsten en Productdesign).

Aangezien er voor het domein productdesign geen specifieke vakdidactiek is gedefinieerd bedraagt de vakdidactiek productdesign 9 SP in plaats van 6 SP. De invulling van deze vakdidactiek wordt aangevuld en is gelijk aan de specifieke vakdidactiek binnen de Beeldende en Audiovisuele kunsten, maar dan toegepast op het domein Productdesign. 

-        Algemene vakdidactiek Productdesign 1 (6 SP)

-        Algemene vakdidactiek Productdesign 2 (3 SP)

Domeinoverschrijdende vakdidactiek Kunsten (3 SP)

In de domeinoverschrijdende vakdidactiek worden op basis van vakdidactische referentiekaders en handvaten artistieke processen zichtbaar gemaakt, benoemd en kritisch bevraagd met het oog op het bewust hanteren ervan in de context van de ontwikkeling van de eigen artistieke praktijk gekoppeld aan het kunnen begeleiden van cross-disciplinaire leer- en vormingsprocessen.  

Specifieke Vakdidactiek (3 SP)

Terwijl de domeinoverschrijdende vakdidactiek een beweging naar buiten maakt, wordt in een laatste fase een terugkeer gemaakt naar de eigen discipline, medium of domein. Op basis van de competenties verworven in de domeinoverschrijdende vakdidactiek en de vakdidactiek domein ontwikkelt de student een visie op lesgeven uitgedrukt in een volledig uitgewerkt jaarplan voor een atelier (DKO) of richting (SO) overeenkomstig de eigen domeinexpertise.  

3.1.2.3  stages 

Binnen het luik Stage worden de opgedane artistieke en lerarencompetenties geïntegreerd en onderzoeksgericht getoetst en ontwikkeld in complexe praktijkcontexten. De diverse basiscompetenties leraar kunst worden er geïntegreerd geoefend in artificiële en reële leeromgevingen. De nadruk ligt op het begeleiden van artistieke leer-en vormingsprocessen in diverse contexten, en het ontwerpen en opzetten van krachtige artistieke leeromgevingen. Daarnaast wordt ingezet op een onderzoeksgerichte benadering van stage doen en wordt een sterke klemtoon gelegd op experimenteren, innoveren en ondernemen t.a.v. hedendaagse ontwikkelingen in de maatschappij en het werkveld. 

Het luik Stage bestaat uit drie opleidingsonderdelen:

Stage Exploreren (6 SP)

Stage Diversiteit (3 SP)

Stage Verdiepen (12 SP)

Het OPO Stage Diversiteit  vormt deel van het inleidend pakket van 15 SP in de keuzeruimte van 3BA. 

Stage Exploren (6 SP)

Het doel van het OPO Stage Exploreren is dat studenten in een eerste fase (vak)didactische kennis en inzichten in de praktijk brengen met focus op het ontwerpen van krachtige leeromgevingen door middel van geïsoleerd oefening (micro-teaching). De nadruk ligt op een gerichte en intensieve training in het ontwerpen en realiseren van krachtige leeromgevingen in een artificiële omgeving. 

Stage Diversiteit (3 SP)   

In Stage Diversiteit werken studenten mee aan een bestaand grootstedelijk kunsteducatief project rond diversiteit. Concreet engageren de studenten zich via actieve participatie aan een kortlopend collectief artistiek-educatief project, een reflectieluik en een werk-en studiebezoek aan een sociaal-artistieke organisatie. De bedoeling van het OPO is kennismaking met grensdoorbrekende educatieve leer-en vormingscontexten, inoefenen van pedagogisch-didactische vaardigheden, mee begeleiden van artistieke leerprocessen, samenwerken en communiceren met diverse en anderstalige doelgroepen en ouders binnen participatieve en collaboratieve processen en contexten. 

Stage Verdiepen (12 SP)

In Stage Verdiepen oefenen de studenten de beroepscompetenties van de leraar verder door ze in te zetten binnen diverse en complexere leer-en vormingscontexten. De klemtoon ligt hier niet alleen op het ontwerpen van krachtige leeromgevingen en begeleiden van artistieke leer-en vormingsprocessen, maar tevens op experiment, innovatie en ondernemingszin. De student ontwerpt, begeleidt en realiseert artistieke leer-en vormingsprocessen in zelf gekozen kunsteducatieve contexten (SO, DKO, VWO, sociaal-artistieke context, bedrijfscontext - minstens 2 verschillende). 

De stage wordt begeleid door een team van stagementoren die minimaal 2 stagebezoeken afleggen. Het stageplan wordt voorgelegd en verdedigd ten aanzien van de gekozen stagementor. De stagementor begeleidt de student tijdens de onderzoeksstage. De student verzorgt minstens 40 lesuren van 50 minuten leeractiviteiten. Vanuit de opleiding worden reflectie en intervisiemomenten voorzien waar zowel het functioneren in een leeromgeving als het praktijkonderzoek worden besproken als basis van bijsturing van professionele ontwikkeling. Daarnaast volgt de student een aantal intensieve vormingsmomenten die betrekking hebben op stem, (aan)spreken, taal en presenteren in artistieke leer- en vormingscontexten.  

De bedoeling is dat de stage aan de hand van een actief praktijkonderzoek leidt tot een uitspraak die verwerkt wordt in het stagecahier. Het stagecahier bundelt het proces: een beschrijving van de organisatie en context van de eraan gerelateerde instelling, de lesontwerpen, de reflecties van de student en vakmentoren en een reflectie erop. De student wordt geëvalueerd aan de hand van een stagecahier met mondelinge verdediging ten aanzien van een publieke jury. 

'Het lichaam als instrument' is onderdeel van Stage Verdiepen en een vierdelige lessenreeks waarin de student ervaart hoe het lichaam als communicator in te zetten. Aan de hand van een reeks intensieve oefeningen wordt de student bewust van de eigen expressieve middelen (lichaamstaal, oogcontact, stem en, even belangrijk, stilte)​. Op die manier reikt 'Het lichaam als instrument' de student kapstokken aan om een eigen communicatiestijl te ontwikkelen en te hanteren. Hoe krijg je aandacht? Hoe behou je aandacht? Hoe geef je die? Deze vragen worden aangescherpt met reflecties over communicatie, ritme en ruimtegebruik uit het theater, de dans en de creatieve therapie - een kruisbestuiving tussen kunst, onderzoek en educatie vormen op deze manier telkens het vertrekpunt voor fysieke experimenten. Door toe te spitsen op het lichaam, de vorm en het woord, in plaats van vooraf bepaalde contexten of situaties, verwerft de student tools om om in nieuwe of onwennig contexten een eigen communicatiestijl wervend in te zetten, deze levenslang te bevragen en aan te scherpen.

3.1.2.4 artistieke vorming (30 SP)

 Labo Gent/Brussel (18 SP)

In het OPO LABO wordt vanuit concrete veldwerkoefeningen, lees- en filmseminaries, theoretische colleges, gastlezingen, werkweken, chatsessies, individuele gesprekken en tentoonstellingen gezocht naar de basiscondities voor het ontwerpen en opzetten van een artistiek-educatief project dat resoneert ten aanzien van een actueel maatschappelijk vraagstuk. Het OPO wordt opgebouwd in drie onderwijsleeractiviteiten: 1) collectief veldonderzoek gedurende een intensieve week, 2) atelier en theoretisch en methodologische onderbouw, 3) scenografisch onderzoek. Deze drie onderwijsleeractiviteiten staan niet los van elkaar maar werken op elkaar in met als doel te resulteren in een publiek event dat resoneert t.a.v. de onderzochte kwestie. De jury van Labo en bijhorende expo ‘Noli me tangere’ vond in 20-21 plaats in Netwerk Aalst waar ook de veldweek is doorgegaan.

OF Labo Genk (18 SP)

Het OPO biedt aan alle masterstudenten de kans om een ruim, onderzoeksgericht project op te bouwen dat relevant is voor de maatschappij en gefundeerd is in hun eigen interesse en vaardigheden. Er wordt steeds samengewerkt met een partnerorganisatie die actief is binnen het brede domein van de kunsteducatie.

Binnen de eerste module moeten studenten hun onderzoek en reflectieve houding verder ontwikkelen. De studenten moeten zelfstandig het onderzoeksproces kunnen opzetten (wat zijn mijn onderzoeksvragen?) en uitvoeren (wat zijn de beste methoden om deze vragen te beantwoorden?).

Dit concept wordt in een iteratief proces verder ontwikkeld tot een prototype, dat zal getest worden en verder ontwikkeld tot een eindproduct. Het tussentijds prototype en het eindproduct worden op locatie gepresenteerd in het bijzijn van de partnerorganisatie.

In de derde en laatste module wordt een experimentele ruimte gecreëerd waarin de studenten oefeningen doen die het presenteren van dit werk, van zichzelf, en vooral van hun eigen individuele artistieke houding centraal staat.

Atelier - Studio Practice (12 SP)

In het luik artistieke vorming wordt een onderscheid gemaakt per afstudeerrichting of atelier. Afhankelijk van de afstudeerrichting en specialisatie op het basisdiploma zal de student zich in het atelier verder bekwamen in die kunstdiscipline. Atelier - Studio Practice valt in de diverse campussen idealiter samen met de atelierwerking van de domeinmaster en wordt begeleid door praktijkdocenten met expertise in het vakgebied. Hier botst de geïntegreerde visie van het educatieve luik met het domein op moeilijkheden ten aanzien de invulling van het curriculum en verschillende visies op kunst en educatie. Het is onze prioriteit om de plooien glad te strijken en tot consensus te komen. 

Afstudeerproject  (21 SP) 

Het afstudeerproject maakt deel uit van de domeincomponent. Het is een artistieke creatie of ontwerp en de presentatie en mondelinge toelichting ervan onder de vorm van een tentoonstelling, voorstelling of andere vorm van publieke presentatie, aan een jury van interne en externe deskundigen en stakeholders. Het afstudeerproject beantwoordt aan de vakgebonden standaarden en is betekenisvol binnen het artistieke-educatieve veld. Het project drukt via geëigende (ver)beeldende en artistieke middelen de visie uit van de student ten aanzien van een onderwijskundige, vakdidactische of artistiek-educatieve kwestie in brede zin. Het afstudeerproject draagt bij aan de totstandkoming van vernieuwende ideeën, zienswijzen, tools of praktijken binnen het onderwijskundige, vakdidactische of artistiek veld. 

De scriptie onderbouwd en contextualiseert de artistieke creatie of het ontwerp. Anderzijds belichaamt de artistieke creatie of ontwerp zelf een vorm van reflectie en onderzoek dat uitgewerkt kan worden in de scriptie. 

Keuzeluik (9 SP) 

In het keuzeluik bieden we de studenten de kans om een brede waaier aan onderwerpen uit te diepen in functie van de masterproef of het opnemen van een tweede vakdidactiek. Studenten kunnen opleidingsonderdelen kiezen uit een rijk en divers keuzepakket binnen alle opleidingen van LUCA School of Arts. 

3.1.2.5 Scriptie Educatieve Master Kunsten (9 SP)

Scriptie Educatieve Master Kunsten (9 SP) 

De scriptie beoogt een onderzoeksvraag binnen het brede domein van kunst en educatie. De scriptie is geen verslag van een artistiek-educatieve praktijk of stage. De scriptie situeert de onderzoeksvraag binnen of tegenover bestaande paradigma’s in pedagogisch en (vak)didactisch onderzoek. In de scriptie brengen studenten artistieke en pedagogische kennis samen en onderzoeken ze de interactie tussen beide (bijv. participatie in grootstedelijke contexten d.m.v. kunst, artistieke processen in digitale condities, musea/bedrijven als artistieke leerplek, diversiteit in artistieke leercontexten, cross disciplinariteit als educatieve vorm, educatieve processen in artistieke producties, STEAM, visualiseren van educatieve processen, een artistiek-educatieve blik op milieuvraagstukken, een vakdidactiek voor tekenen…. ). Het komt erop aan impliciete denk- en handelingswijzen in het (artistiek)-educatieve veld, vakdidactische, of de -inhoudelijke praktijk bloot te leggen en op basis van het doorlopen van een onderzoekscyclus een beargumenteerde positie en visie te ontwikkelen. Van belang daarbij is dat de onderzoeksvraag en –methodiek betekenisvol en vernieuwend zijn voor het (artistiek-)educatieve of (vak)didactische veld. Op die manier poogt de scriptie bij te dragen aan de theorievorming omtrent artistiek-educatief of vakdidactisch onderzoek en aldus nieuwe methodologieën aan te reiken voor de praktijk. 

 De aanpak, opbouw en vormgeving van de scriptie worden bepaald door de aard van de onderzoeksvraag. Ze bestaat minstens uit een tekstueel deel met een omvang van minstens 15000 woorden. Het tekstueel deel kan aangevuld worden met alle vormen van beeld – of ander materiaal eigen aan de inhoudelijke eigenheid. 

3.1.2.6 keuzeruimte aangeboden vanuit de educatieve master

School of Equals (3 SP)

Bij ‘School of Equals’ volgen de studenten een workshop waaraan ook externe participanten deelnemen, bijvoorbeeld kunstenaars/studenten die moeilijker toegang krijgen tot educatieve instellingen of alternatief onderwijs hebben genoten. Tijdens deze workshop wordt gereflecteerd over de toegankelijkheid van kennis en educatie in het kunstonderwijs en over mechanismen van uitsluiting en ongelijkheid en worden de hiërarchische verhoudingen binnen onderwijsinstellingen via artistieke praktijken zichtbaar gemaakt en doorbroken. Het onderzoek gebeurt collectief in een gelijkwaardige samenwerking met de externe participanten en het kent een uitgesproken artistieke methode en vorm. 

Labo 1 - stappen in een samen gefloten ruimte (6 SP)

De focus van LABO 1 ligt op het uitvoeren van collectief veldwerkonderzoek gedurende een intensieve week (op verplaatsing), waarbij een specifieke maatschappelijke kwestie of actueel vraagstuk (leven in een toxisch milieu, mondialisering, meertaligheid, …) wordt onderzocht aan de hand van een studie van een bepaalde plek die expliciet geconfronteerd wordt met de gestelde uitdagingen (Mol, Calais, Brussel, …). Nadruk wordt gelegd op het innemen van een experimentele houding waarbij naast expliciete oefeningen in kijken, aandachtig worden, registreren, notities maken en mappen ook contacten worden aangegaan met de plaatselijke context ifv ervaring van de actuele conditie. Naast deze collectieve veldwerkweek, bestaat labo 1 uit een aantal leesseminaries en atelierweken ter voorbereiding op een publiek event.

Labo 2 - 'display' een werktuig voor en praktijk van transformatie en vreugdevolle strijdlust (6 SP)

Labo 2 benadert het begrip display als object en ruimte waar getoond wordt en als werkwoord, als de activiteit van het tonen zelf. Hier onttrekt het getoonde zich aan haar dominante kader zodat het aan een andere aandacht onderhevig kan zijn. Nieuwe zichtbaarheden, subjectiviteiten en (gezamenlijke) praktijken ondermijnen bestaande machten om andere gedeelde wereld te aanschouwen. Werken rond display plaatst politiek actief zijn in het nu en legt haar doelen niet in een toekomst die steeds terug wijkt. Het is daarmee ook een speelse en vreugdevolle activiteit die op een positieve manier ons leven en de relatie met anderen rondom ons kan veranderen. 

Het seminarie is praktijkgericht en gebaseerd op gezamenlijk onderzoek. Het bevat tevens lessen en gastlessen, eventueel veldwerk en tentoonstellingsbezoeken en eindigt met een presentatie. Studenten die het labo seminarie 1 volgden, werken vanuit dit inhoudelijk onderzoek verder, nieuwe studenten zullen hun eigen kunstpraktijk als basis binnenbrengen in het onderzoek. Er zijn geen bepaalde praktijk of kennisvoorwaarden gekoppeld aan het seminarie maar er moet interesse zijn in de relaties tussen kunst en maatschappij.

The Art of Diversity 1 - creating (6SP)

The Art of Diversity 1 - creating biedt aan alle masterstudenten de kans om een ruim, onderzoeksgericht project op te bouwen dat relevant is voor de maatschappij en gefundeerd is in hun eigen interesse en vaardigheden. Binnen deze onderzoeksmodule 'creating' moeten studenten hun onderzoek en reflectieve houding verder ontwikkelen. De studenten moeten zelfstandig het onderzoeksproces kunnen opzetten (wat zijn mijn onderzoeksvragen?) en uitvoeren (wat zijn de beste methoden om deze vragen te beantwoorden?).

The Art of Diversity 2 – making (6SP)

Het concept dat ontwikkeld wordt in het OPO The Art of Diversity 1 – creating, wordt in een iteratief proces verder ontwikkeld tot een prototype, dat zal getest worden en verder ontwikkeld tot een eindproduct. Het tussentijds prototype en het eindproduct worden op locatie gepresenteerd in het bijzijn van de partnerorganisatie.

Uit feedback van studenten komt de vraag naar meer informatie met betrekking tot het onderwijsveld. Er is nood aan een ‘survival guide’ die studenten wegwijs maakt in de structuur en het beleid van het onderwijs. Deze inhouden komen deels aan bod in de activiteiten van LIMBO 2 (bvb. Het DNA van het DKO) waarbij studenten gratis kunnen aansluiten. Het is onze intentie studenten in de toekomst actief te wijzen op interessante seminaries en vanuit de opleiding initiatief te nemen om studenten te informeren via een extra aangeboden sessie. 

3.1.3 Inleidend pakket (15 studiepunten)

Zoals beschreven in het Vlaamse Decreet omtrent de lerarenopleidingen van 4 mei 2018 neemt een student die de geïntegreerde Educatieve master in audiovisuele en beeldende kunsten volgt ten minste 45 studiepunten op wat betreft de component leraarschap in de Educatieve masteropleiding. De 15 resterende studiepunten voor de component leraarschap wordt binnen LUCA in de drie bestaande mogelijkheden (zie figuur 2) aangeboden: 

1. als een pakket van één verplicht en twee keuzevakken in de academische bacheloropleidingen Audiovisuele kunsten, Beeldende kunsten of Productdesign;

2. als voorbereidingsprogramma vooraf of samen met de educatieve masteropleiding;

3. als een pakket van keuzevakken in de educatieve masteropleiding.

         1                                  2                                  3

Figuur: Mogelijkheden inleidend pakket van 15 studiepunten (bron: KU Leuven)

Het inleidende pakket ziet er als volgt uit:

·   Inleiding in Kunsteducatie (6 studiepunten)

·   Stage Diversiteit (3 studiepunten)

·   Educatieve Kwesties(6 studiepunten)

Tabellen Overzicht curricula (zie opleidingsportfolio)

3.2 Opwaarderen diploma

Door de invoering van de Educatieve masteropleidingen is de toekenning van bekwaamheidsbewijzen voor het Vlaamse onderwijs gekoppeld aan de gevolgde opleidingsonderdelen vakdidactiek. We willen daarom ‘verkorte’ verkorte trajecten ontwikkelen voor studenten die na het behalen van hun initiële educatieve masterdiploma aan de toelatingsvoorwaarden voor een bijbehorende vakdidactiek voldoen. Zij verwerven op deze manier een bijkomend (vereist) bekwaamheidsbewijs. De implementatie van deze trajecten wordt overlegd binnen de werkgroep Kunsten van VLHORA en de Associatie KU Leuven.

3.3 Nuttige linken bij kenmerk 3
 

4. Onderwijs- en Leeromgeving

4.1 Persoonlijke trajecten in een collectieve context

De Educatieve masteropleiding audiovisuele en beeldende kunsten zet persoonlijke trajecten centraal in een collectieve context. Zowel in de geïntegreerde als de verkorte variant worden de pijlers van het opleidingsprofiel aangehouden in de relaties tussen studenten onderling, docenten onderling en de dialoog tussen docent, student en beleid. Er heerst een oprechte interesse in de artistieke en/of educatieve praktijk van elke student en docent. Vanuit een voortdurende kruisbestuiving openen we elkaars blik naar nieuwe inzichten op educatie, kunst en de school. Wat kan ik van jou leren en wat kan jij van mij leren? 

Een kritisch-maatschappelijk engagement met oog voor emancipatie, participatie en inclusie bestaat niet alleen richting de samenleving maar ook binnen de muren van de school. Diversiteit wijst op verscheidenheid die naast sociaal en cultureel ook te maken heeft met gender, generatie en seksuele geaardheid. De opleiding heeft in dat opzicht een divers publiek en geeft aan iedereen een gelijkwaardige stem. Sterker zelfs, die meerstemmigheid voedt de opleiding voortdurend. Daarnaast heeft de Educatieve master geen eigen artistieke discipline en verwelkomt een waaier aan artistieke domeinen die samen tot cross disciplinaire processen en denkwijzen kunnen komen. We zetten steevast in op teamteaching met docenten die vanuit een diverse achtergrond naar artistiek-educatieve kwesties kijken om ook daar in dialoogvorm te werken. Onze opleiding wil bovendien een voorbeeldfunctie innemen om anders met machtsverhoudingen binnen onderwijsstructuren om te gaan. De voorbije twee jaar werden meerdere algemene vergaderingen georganiseerd om naar de studenten te luisteren en acties te ondernemen. De Educatieve masterstudent heeft de mogelijkheid deel uit te maken van studentenparticipatie en te zetelen in beleidsorganen zoals de Academische raad. Ook binnen de opo’s en de dagelijkse werking van de opleiding is het gesprek vanuit een gelijkwaardige positie de basis van ons onderwijs. 

Een onderzoekende en experimentele houding ten opzichte van de materie die de activatie van maak- en leerprocessen bij de student op gang kan brengen, is geen evidente ambitie maar een attitude waar elke dag opnieuw werk van wordt gemaakt. Deze aanpak vraagt om een bewuste inzet van vernieuwende kunst- en onderwijsvormen die zich doorheen het curriculum uiten in alternatieve evaluatiemethoden (self- en peerfeedback, collectieve quoteringen, groepsgesprekken als examen), het gebruik van platformen als bMooc of padlet en ervaringsgerichte participatieve praktijken.  Ook de aanpak van de vakdidactieken, stages, scriptie en masterproef vertalen deze missie. 

4.1.1 Aanpak vakdidactieken

De opleidingsonderdelen vakdidactiek hebben een centrale rol in de educatieve masteropleidingen die de lesbevoegdheden van de studenten bepalen en samenhangt met de artistieke specialisatie en het basisdiploma. Tijdens de lessen vakdidactiek leren studenten hoe ze theoretische referentiekaders en de principes van onderwijs kunnen bevragen en in de praktijk vorm geven. Vakdidactiek is een draaischijf tussen theorie en praktijk. De drie vakdidactieken worden opgezet vanuit een brede waaier van docerende werkvormen, experimentele practica en groepsdiscussie. Solo- en groepswerkvormen worden aangepast aan de inhoud en contextueel ingezet. 

Er is een voortdurende transfer van kennis naar toepassing. Maar ook omgekeerd, aangeboden ervaringen in de les maken didactische kaders en begrippen zichtbaar. Bijvoorbeeld in Algemene Vakdidactiek bouwen de studenten aan een deling van maakpraktijken: via dialoog en interview tussen de studenten komt men tot een ontrafeling en bewustmaking van variabele artistieke processen (ervaringen, rituelen, uitgangspunten, verloop, fasen, …) van makers, vormgevers, kunstenaars. Deze dialoog levert informatie op over maakprocessen en verschillen en overeenkomsten hierin. De studenten komen tot kenniselementen die in de (onderwijs)praktijk gehanteerd worden die verder door de student onderzocht, in vraag gesteld, geactualiseerd worden en eigen gemaakt. 

In Specifieke vakdidactiek bouwen we verder op wat in Algemene vakdidactiek werd geopend. Het atelier als multimodale leeromgeving wordt aan de hand van een groepsopdracht verbreed en uitgediept. Vanuit dialoog, praktijkvoorbeelden en bronnenonderzoek proberen studenten samenhangende leerlijnen te formuleren die worden uitgewerkt in de vorm van een jaarplan (semester – of intentieplan). Dit collectieve onderzoeks – en ontwerpproces wordt opgezet vanuit evenwaardige deel – en leertaken die bewaken dat elke student zijn steentje aan het groepsproces bijdraagt. De lessen staan in dienst van overleg, reflectie – en beslissingsmomenten. De vooruitgang van het groepsproces wordt begeleid en opgevolgd door regelmatige feedbackmomenten tijdens de les en deelname aan de collaboratieve virtuele werkomgeving (MIRO).

In Domeinoverschrijdende vakdidactiek worden specifieke werkvormen en gevarieerde groepen ingezet naargelang de leerdoelen. Doceersessies begeleid met filmfragmenten, nieuwsberichten en literatuur zetten aan tot reflectie over hybride kunstenaarspraktijken. Via interview wisselen de studenten, komende uit verschillende artistieke domeinen, kennis uit over domeinspecifieke aspecten. In deze gesprekken ontstaat er een verbinding tussen de eigen praktijk en kaders en begrippen uit de verschillende domeinen. Er is ook groepsoverleg en discussie over de positie van domeinoverschrijdende vakken in het (kunst)onderwijs. De studenten komen aan de hand van collectieve besprekingen tot een eigen individueel domeinoverschrijdende lesontwerp en cross-over concept. De studenten koppelen collectief terug op de ontwerpen en concepten en worden op deze manier betrokken bij elkaars’ leerproces.  

4.1.2 Aanpak stages

De student doorloopt doorheen de opleiding drie stages. Stage Exploreren (6SP) loopt parallel met Algemene vakdidactiek en wordt vervolgd door Stage Verdiepen (12 SP). Stage Diversiteit (3 SP) maakt deel uit van het ‘inleidend pakket’, komt aan bod in het eerste semester voor het verkort traject of in de tweede fase voor de geïntegreerde opleiding. Aan de hand van actieve participatie in een bestaand project maakt de student kennis met kunsteducatie binnen een grootstedelijke context. De student komt in aanraking met  een diverse doelgroep en precaire vormingscontext. We vinden het belangrijk om de student te laten kennismaken met zowel het onderwijs als de non-formele kunsteducatie. Hoewel een belangrijk deel van de stages doorgaat in een formele onderwijscontext zien wij ook kansen voor onze afgestudeerden in sociaal-artistieke projecten en organisaties. 

In het opleidingsonderdeel Stage Exploreren maakt de student voor de eerste keer kennis met de positie van leraar.  Door middel van korte oefeningen nemen studenten om de beurt de rol van leraar op met hun medestudenten als doelgroep (microteaching).  De oefeningen vertrekken vanuit de eigen artistieke praktijk, maar ook vanuit opgelegde doelstellingen, leerinhouden en werkvormen, ...  Door een steeds weerkerend ritme van een lesopdracht voorbereiden, uitvoeren en bespreken ontrafelen en analyseren we de verhouding tussen de verschillende didactische componenten.  Eveneens onderzoeken we het concept lesvoorbereiding met als doel de eigen stem te vinden in dit voorbereiden.  Daarnaast wordt ingezet op het observeren met de Actor Network Theory (ANT) als kijk- en denkkader.  Hierbij wordt onder meer gebruikgemaakt van film- en tekstfragmenten.  Eveneens wordt ook de lesactiviteit van de student vanuit de ANT-bril besproken.

In het opleidingsonderdeel Stage Verdiepen is de student zelf verantwoordelijk voor het samenstellen van het stagepakket van minstens 40 uren (= uren waar de student de rol van leraar, workshop-begeleider, ... actief opneemt).  Hij doet stage in minstens twee verschillende contexten waarvan het leerplichtonderwijs (basisonderwijs, secundair onderwijs, buitengewoon onderwijs) en/of het deeltijds kunstonderwijs verplicht worden opgenomen.  De stage in de formele onderwijscontext kan gecombineerd worden met andere werkvelden zoals: kunsteducatieve organisaties, publiekswerking in musea en erfgoeddiensten, kunsteducatieve ateliers voor mensen met een beperking, participatieve projecten, sociaal-artistieke organisaties, ...  De student bepaalt in samenspraak met het stageteam de invulling van zijn stage uren.  Hierbij maakt hij zelf de keuzes qua leeftijdscategorie, doelgroep en context ten einde een traject op maat samen te stellen.  

De lessen 'het lichaam als instrument' bestaan uit fysieke oefeningen, diverse presentatie's en reflectiemomenten. Achteraf dienen de studenten een verslag in waarin ze de lichaamsoefeningen op lijsten waarmee ze hun lichaam en geest voorbereiden op een presentatiemoment. Ze bundelen enkele handvaten die betrekking hebben op het klasmanagement en schaven hun vaardigheid een tekst voor te lezen bij.

Het stagebegeleidingsteam bestaat uit docenten die grosso modo in twee groepen verdeeld kunnen worden: enerzijds de docenten die vanuit een eerder pedagogisch-didactische blik kijken en anderzijds docenten die vanuit een eerder vakdidactische hoek de begeleiding vormgeven.  Bij de aanvang van de stage krijgt iedere student een stagebegeleider toegewezen die hem van dichtbij zal opvolgen.  Deze stagebegeleider neemt de tijd om met de student lesvoorbereidingen te bespreken, persoonlijke leerdoelen te formuleren, het reflecteren als motor van professionele ontwikkeling op te starten, ...  Tevens is hij het eerste aanspreekpunt van de student voor het bespreken van stagegerelateerde vragen en bekommernissen.  De stagebegeleider observeert ook minstens één les van zijn studenten.  Naast een lesbezoek van de stagebegeleider ontvangt de student nog een tweede bezoeker tijdens zijn stage-activiteiten.  Deze tweede bezoeker is een lid van het stagebegeleidingsteam en zal naast het bijwonen van de les ook de tijd nemen om in gesprek te gaan met de student en de mentor (=begeleider op de stageplek).  In de mate van het mogelijke wordt hierbij gestreefd naar een duo van stagebegeleiders met pedagogisch-didactische en vakdidactische achtergrond.  De stagebezoeken door de stagebegeleiders worden gezien als leermomenten, als momenten waarop de student zijn eigen kwetsbaarheid kan laten zijn en zien.  Aan het eind van de stage dient de student een stagecahier in.  Het stagecahier is een bundeling van de lesvoorbereidingen, met eventuele herwerkingen, reflecties en verslagen van mentoren.  Tevens wordt van de student gevraagd zijn stagecahier te besluiten met een (prille) visie op onderwijs en educatie en de rol/positie die hij daarbij zal innemen.  Dit stagecahier wordt toegelicht en besproken tijdens een jury met interne en externe juryleden.

Aan de student wordt bij het begin van het academiejaar steeds een aantal projecten voorgesteld waaraan hij kan meewerken en die als stage-activiteit in rekening genomen worden.  Voorbeelden van mogelijke projecten zijn: het uitwisselingsproject tussen twee ateliers van de Koninklijke Academie van Oudenaarde en de gevangenis van Oudenaarde.  Een (piloot)stageproject in samenwerking met de Lerarenopleidingen van UCLL, Campus Heverlee (zie opleidingsportfolio) waarbij studenten uit de educatieve master worden uitgenodigd artistiek in te grijpen in de lerarenopleidingen kleuter- lager en secundair onderwijs.  Hierbij gaat het om de uitwerking van een participatief project dat de relatie van educatie en onderwijs tot de samenleving via een artistieke interventie bevraagt.  Het nieuwe stageproject met het Paridaens-instituut te Leuven (zie opleidingsportfolio) speelt in op de recente ontwikkelingen binnen het secundair onderwijs, met name de drastische vermindering van het aantal kunstlesuren in de basisopleidingen van het secundair onderwijs.  Hierbij zullen onze studenten samen met de leraren een vakoverschrijdend project uitwerken met als doel het belang van artistieke vakken zichtbaar te maken.

Momenteel loopt er ook een pilootproject in samenwerking met Edu by KULeuven voor regio Brussel (zie opleidingsportfolio) waar onze opleiding op zoek gaat naar mogelijkheden voor (artistiek-)educatief gevormde profielen in bedrijfscontexten en bij non-profit organisaties. Het project is gericht op het profiel van de zij-instromer dat op het niveau van leeftijd, beroepservaring, tijd die men per semester aan de opleiding wenst te spenderen omwille van combinatie met job, gezin, activiteiten,... erg divers is. Ook de jobverwachtingen bij uitstroom kunnen sterk verschillen. Een deel van de zij-instromers wensen meteen nadat opleiding een onderwijsopdracht op te nemen, anderen zijn nog zoekende en willen hun educatieve opleiding eerst verzilveren in een context van profit of non-profitorganisatie. In de Edu-folders staat  ‘Ook als je in het bedrijfsleven actief wil zijn in een educatieve omgeving, is deze opleiding jou op het lijf geschreven.’ Echter, wordt hiertoe in de stages een echt kader aangeboden? We onderzoeken de mogelijkheid om in kleine teams van educatieve masterstudenten (bvb een student audiovisuele kunsten en een student economie) stageplaatsen aan te bieden die een opening bieden naar een minder voordehandliggende omgeving. 

4.1.3 Aanpak scriptie en masterproef

De masterproef (21 SP) maakt deel uit van de domeincomponent en wordt enkel opgenomen door studenten uit het geïntegreerd traject. Beide trajecten schrijven als sluitstuk een scriptie (9 SP) die verband houdt met de educatieve laag uit de masterproef of een artistiek-pedagogische kwestie naar keuze. We moedigen studenten aan om een onderzoek te doen dat relevant is voor de eigen praktijk of beoogde toekomstplannen. Het is van belang dat de student een persoonlijke connectie maakt met het onderzoeksonderwerp en de begeleiding daarop afstemt. Daarom gaat, zowel voor de masterproef als de scriptie, de keuze van een promotor door op basis van gesprekken. De mogelijke promotoren stellen de eigen expertise en interessegebieden bij aanvang van het academiejaar aan de studenten voor. Uit die presentatie selecteert de student een aantal begeleiders met wie hij of zij een gesprek wil aanknopen. Het begeleidingsaanbod is zeer ruim met mensen die vanuit diverse achtergronden (filosofie, pedagogie, vakdidactisch,  verschillende artistieke domeinen, kunstwetenschappen,...) naar kunst, educatie en samenleving kijken. 

Na de gesprekken worden de meest opportune verbindingen opgezocht en kan een intensieve begeleiding van start gaan. De scriptiepromotor helpt de student doorheen het schrijfproces, de vraagstelling, reikt literatuur aan, doet suggesties met betrekking tot de structuur, het onderzoeksdesign en het formuleren van een conclusie. Deze werking wordt in het midden van het proces onderbroken met peer-to-peer sessies waar de student medestudenten ontmoet om het eigen onderzoek, mogelijke obstakels, interessante inzichten,... te delen. Uit die sessies halen studenten nieuwe input en moed om het onderzoek te continueren. Een sessie wordt telkens mede gevoed door een promotor die niet de begeleider is van de studenten in kwestie.

Uiteindelijk wordt de scriptie gelezen en beoordeeld door de promotor, een tweede lezer en indien van toepassing de masterproefpromotor. Voor de definitieve quotatie heeft de student nog de mogelijkheid om de lezers te spreken, vragen te beantwoorden of te verduidelijken. Dit is geen verdediging maar een constructieve dialoog tussen alle partijen. Ontstaat er geen eensgezindheid tussen lezers over het finale cijfer dan wordt een derde lezer (meestal de scriptiecoördinator) aangeduid om te bemiddelen. We werken aan een gelijklopende aanpak voor de jury van de masterproeven waarbij de juryleden in een ideaal scenario uit zowel uit het werkveld, de educatieve master en de domeinmaster komen. Omwille van praktische organisatie is dit niet altijd eenvoudig te realiseren door het grote aantal jury’s die gedurende een korte periode moeten plaatsvinden. 

4.2 Flexibele trajecten 

Conform het decreet met betrekking tot de hervorming van de lerarenopleiding van 4 mei 2018 wordt het verkorte traject op vlak van organisatie en methodiek zoveel mogelijk op maat van de student aangeboden. Studenten die instappen in het verkorte traject beschikken al over een masterdiploma en combineren hun studie in vele gevallen met een job en/of een gezin. We faciliteren deze combinatie op verschillende manieren:

4.2.1 modeltrajecten

Het verkort traject kan worden afgelegd aan verschillende snelheden, waarvoor modeltrajecten zijn uitgewerkt. 

·   Een modeltraject voor voltijdse studie, waarbij een student de volledige 60 studiepunten in één academiejaar opneemt. 

·   Een modeltraject voor halftijdse studie, waarbij een student in het eerste academiejaar 30 studiepunten opneemt en de resterende 30 studiepunten in het tweede academiejaar.

Deze modeltrajecten worden op vraag van studenten verder op maat gepersonaliseerd. We bewaken daarbij enkele essentiële volgtijdelijkheden, bijvoorbeeld tussen vakdidactiek en stage. Studenten die in februari wensen in te stappen, kunnen zich inschrijven voor Inleiding in Kunsteducatie, Stage Diversiteit en eventueel LIMBO 1 (15 SP) waardoor zij de resterende 45 studiepunten in het daaropvolgende academiejaar kunnen afwerken. In uitzonderlijke gevallen wordt op individuele basis ook afstuderen in januari gefaciliteerd, bijvoorbeeld bij het nog afronden van het opo Scriptie en LIMBO 1. Een modeltraject van één jaar van januari tot januari aanbieden is helaas niet mogelijk. Dit zou impliceren dat we een aantal opleidingsonderdelen of lessen dubbel (in elk van beide semesters) moeten aanbieden, maar hiervoor hebben we onvoldoende schaalgrootte.

4.2.2 afstemmen met eigen agenda

In de opleiding wordt ingezet op blended learning en zelfgestuurd leren. Het opleidingsonderdeel LIMBO 1 kan volledig op afstand en eigen tempo worden afgewerkt. Voor wie wil is er een modeltempo, waaraan ook enkele begeleidingssessies door een docent zijn gekoppeld. In het opleidingsonderdeel Inleiding in Kunsteducatie zijn de contactmomenten beperkt tot enkele focusdagen. Binnen de stages en de scriptie zijn studenten voor het overgrote deel zelf volledig verantwoordelijk voor de planning. Individuele supervisie momenten kunnen zowel op de campus als online doorgaan.

De lessen op de campus gaan geclusterd door op maandag en dinsdag afhankelijk van de campus. Het gaat dan voornamelijk om lessen vakdidactiek, Educatieve Kwesties en Stage Exploreren waarvoor wekelijks contactonderwijs essentieel is. Ook Stage Verdiepen en Stage Diversiteit hebben een goed afgelijnd maar niet wekelijks aantal contacturen op de campus. De lessen gaan enkel door in de lesweken. 

4.2.3 LIO  leraar-in-opleiding

Naast preservice training (= het uitvoeren van stage-activiteiten als reguliere student) bestaat er ook de mogelijkheid tot inservice training. Studenten die hun opleiding combineren met een aanstelling in het onderwijs, kunnen voor hun stages gebruik maken van het een inservice invulling als leraar-in-opleiding (LIO). Zij kunnen tot 18 studiepunten vervangen door de lessen die zij binnen hun aanstelling geven, mits akkoord van de directie en begeleiding door de schoolmentor. Om inhoudelijke en organisatorische redenen is het toekennen van een LIO-baan aan bepaalde voorwaarden (zie opleidingsportfolio) gekoppeld, die binnen de educatieve opleidingen van LUCA gelijk zijn. 

De student heeft een officiële arbeidsovereenkomst in maximaal twee onderwijsinstellingen. Deze instellingen moeten zich engageren om als begeleider en hiervoor een mentor ter beschikking stellen. Een LIO-baan kan enkel in instellingen van het secundair onderwijs, het deeltijds kunstonderwijs of het volwassenenonderwijs. De LIO wordt begeleid door een mentor van de instelling waar hij werkt én een stagebegeleider van LUCA School of Arts. Er zijn twee varianten:

Student met lesopdracht van 500u (volwaardige LIO)

Student met lesopdracht tussen 375u en 500u (LIO Light)

LIO-voorwaarden en/of een aangepast traject is ook mogelijk voor het geïntegreerd traject na overleg met de trajectbegeleider en domeinmaster. 

4.2.4 combinatie met een job

Via de Edu-website, die specifiek op zij-instromers mikt, brengen we studenten ook op de hoogte van overheidsinitiatieven om het volgen van een (verkorte) lerarenopleiding in combinatie met een job te faciliteren. Zo kunnen werknemers gebruik maken van de Vlaamse opleidingsincentives: het Vlaams Opleidingsverlof (vroeger: educatief verlof), het Vlaams Opleidingskrediet en opleidingscheques. Zelfstandigen wiens onderneming een educatieve finaliteit heeft, kunnen in bepaalde gevallen gebruik maken van de KMO-portefeuille om de opleiding te volgen. Wanneer het lerarentekort zich in de toekomst ook binnen de kunsten zou manifesteren, zal voor werkzoekende studenten ook financiering door de VDAB mogelijk zijn.

4.3 Nuttige linken bij kenmerk 4

5. Grensverleggend en -doorbrekend onderwijs

5.1 Een opleiding ingebed in een groter geheel
 

5.1.1 Domein- en campusoverstijgend onderwijs binnen LUCA

In de nieuwe LUCA-brede curriculum structuur ontwikkelen we algemene opleidingsonderdelen die opleidingsoverstijgend zijn. Deze opleidingsonderdelen zijn bedoeld om studenten te vormen tot kunstenaars die breed inzetbaar zijn. Het opo Inleiding in Kunsteducatie (6 SP) is hierin vanuit de Educatieve Master een pionier. Het ontwerp van dit opleidingsonderdeel maakte deel uit van een OOF-project (OnderwijsOntwikkelingsFonds) dat de mogelijkheden van een horizontaal curriculum heeft onderzocht in academiejaar 2018-2019. Sinds het academiejaar 2019-2020 volgen alle LUCA Educatieve masteropleidingen het vak en vanaf 2020-2021 is Inleiding in Kunsteducatie als algemeen opleidingsonderdeel verankerd in het curriculum van de tweede opleidingsfase van vrijwel alle LUCA bacheloropleidingen. Verder wordt het vak actief aangeboden in de keuzeruimte van educatieve masteropleidingen aan KULeuven en bestaat er vanaf huidig academiejaar een 3 studiepunten variant om aan de interesse van hogescholen Thomas More, UCLL en Vives tegemoet te komen. 

Inleiding in Kunsteducatie faciliteert een leeromgeving waarin studenten van verschillende campussen en opleidingen overschrijdend en co-creatief samenwerken aan het ontwikkelen van leerresultaten. Studenten worden slechts driemaal op de campus verwacht, eenmaal voor een introductie (vrij te kiezen in Gent, Brussel of Genk) en bij twee focusdagen. De focusdagen zijn gelinkt aan één van de zes mogelijk te kiezen thema’s. Ook hier omwille van de idee een mogelijke connectie te maken met de eigen praktijk of interessegebieden van de student. De uitdaging blijft om relevante inhouden aan te bieden bij diverse domeinen en voldoende te differentiëren naar de verschillende opleidingsfasen. Er wordt geëxperimenteerd met uiteenlopende digitale platformen, online tools, diverse evaluatiemethoden en onderwijsvormen om op grote schaal kwalitatief domein- en campusoverstijgend onderwijs te bieden.

Ook de Domeinoverschrijdende vakdidactiek Kunsten wordt ontwikkeld en aangeboden over de verschillende LUCA-campussen heen. Dit opleidingsonderdeel is vanaf 2021-2022 een verplicht onderdeel in alle trajecten van de educatieve masteropleidingen binnen LUCA. Binnen de opleiding Educatieve master audiovisuele en beeldende kunsten zijn de samenwerkingsverbanden en de mobiliteit tussen de drie campussen reeds sterk verankerd binnen het programma. Studenten komen in diverse concentraties samen voor Labo, LIMBO 1, LIMBO 2, Educatieve Kwesties, Domeinoverschrijdende vakdidactiek en het keuze opo School of Equals. Deze flexibiliteit staat niet alleen ten dienste van de schoolstructuur maar ook voor de student. Een aantal lessenreeksen worden dubbel aangeboden op andere tijdstippen zodat een student een gemiste les of bij verhindering steeds kan inhalen. 

De komende jaren houden we de vinger aan de pols met betrekking tot de organisatorische en inhoudelijke uitdagingen die deze domein- en campusoverstijgende educatieve vakken met zich meebrengen. Deze opleidingsonderdelen hebben het potentieel om studenten en personeel van de verschillende (educatieve) opleidingen en campussen dichter bij elkaar te brengen in een netwerk. In het keuzepakket zijn talloze vakken over de verschillende LUCA-campussen heen opgenomen. Enkele daarvan bestaan uit een samenwerking tussen verschillende campussen. 

5.1.2 Edu by LUCA

Binnen de Associatie KU Leuven hebben de educatieve opleidingen van KU Leuven, LUCA en Vives zich gebundeld onder de noemer ‘Edu’. De ambitie is om een Vlaanderenbreed aanbod van educatieve opleidingen uit te rollen over alle kwalificatieniveaus (educatieve master, educatieve bachelor en het educatief graduaat). Hoewel de Associatiebrede samenwerking binnen de leraarscomponent een impact heeft op alle studenten in de educatieve opleidingen, richt Edu zich in zijn externe communicatie hoofdzakelijk op studenten die het verkorte traject wensen te volgen. Daarbij is er veel aandacht voor de maatregelen die een combinatie werk-gezin faciliteren (zie 4. Krachtige Onderwijsleeromgeving). Op de website van Edu wordt dit uitgebreid toegelicht. 

De samenwerking binnen Edu richt zich op een aantal verschillende terreinen. Een belangrijke realisatie is de werking rond Leren in maatschappelijk betrokken onderwijs (LIMBO). Het gaat om twee opleidingsonderdelen die in alle educatieve masters binnen de associatie (met andere woorden, bij KU Leuven, Vives en LUCA) worden aangeboden als theoretische basis van het leraarschap. De thematische sessies van LIMBO 2 (zie opledingsportfolio) worden niet alleen aan studenten aangeboden, maar zijn eveneens toegankelijk als navormingsactiviteit. Ook onze opleiding stelt twee seminaries uit Educatieve Kwesties open binnen LIMBO 2 voor studenten uit de Associatie en externen. Er wordt nagedacht om binnen LIMBO 2 een leerlijn uit te werken die zich richt op het kunstonderwijs. De werking binnen Edu wordt jaar na jaar verder uitgebouwd. 

5.1.3 Onderzoekprojecten in samenwerking met studenten

Doctorandi en docent-onderzoekers betrekken onze studenten actief om  vanuit een experimenteel-onderzoekende houding deel te nemen aan actuele onderzoeksprojecten. 

  • Het post-doc project Wild en waarachtig focust op human rewilding, een recente trend die voorkomt uit rewilding-programma’s voor herstel van ecosystemen, waar de menselijke relatie tot de natuur wordt onderzocht en in vraag gesteld. Beide projecten zijn verankerd in het OPO Inleiding in Kunsteducatie waar studenten niet alleen deelnemen aan kennis van vernieuwde inzichten maar ook aan veldwerk, analyse en artistieke praktijk.
  • In het postdoctoraal impulsproject diversifying design education wordt onderzocht hoe culturele instellingen in de wereld de praktijken diversifiëren die geworteld zijn in traditie en belast worden door de verwachtingen van accreditatie. Studenten nemen kennis van de opgedane inzichten in de OPO’s Labo Genk en The Art of Diversity 1 en 2, gaan ermee aan de slag in opdracht van een externe organisatie en dragen zo bij aan nieuwe inzichten.
  • Het para instituut voor KUNST en precariteit (pKp) (zie opleidingsportfolio) verhoudt zich tot bestaande culturele plaatsen door het innemen van para posities, posities naast, binnen, tijdens, in tegenstelling tot bestaande praktijken en instanties. Tijdens ‘Kunst en Zwalm’ 2021 vond een eerste experiment plaats en sloeg het pKp haar tenten op aan de rand van het dorp Korsele. Zoals vroeger precairen buiten de stadsmuren verbleven, zo vormde het kamp het laboratorium, de ontmoetingsplaats en de uitvalsbasis voor haar interventies. Het pKp Kunst en Zwalm bestond naast doctorandus Stijn Van Dorpe uit collega-onderzoekers, studenten, alumni en de vele mensen (publieken) met wie samengewerkt zal worden. 
  • Dit academiejaar werkt de Educatieve master samen met het museum Dr Guislain rond Fernand Deligny (zie opleidingsportfolio) die via film en meer specifiek via de camera pedagogische mogelijkheden ontwikkelde. Doctorandus Mattijs Driesen en onderzoeker-docent Nancy Vansieleghem organiseren een workshopreeks waarin studenten collectief met teksten, filmfragmenten en audiovisuele experimenten het concept camérer bestuderen. Met filmvertoningen in Sphinx. 
  • In onze kunsthogeschool zijn op de verschillende campussen werkplaatsen beschikbaar waar studenten verschillende technische vaardigheden kunnen aanleren. Met dit impulsproject zijn we benieuwd hoe een Werkplaats School (zie opleidingsportfolio) er zou kunnen uitzien, niet door vooraf te definiëren wat wij onder deze werkplaats verstaan, maar door rond dit gegeven een collectieve praktijk van denken en experimenteren rond het gegeven school in het leven te roepen. Docenten, studenten en alumni verzamelen om dit te bestuderen. 
  • In samenwerking met het collectief Elephy organiseert Chloë Delanghe een MIA workshop reeks (zie opleidingsportfolio) voor de studenten van de Educatieve Master. De workshops vertrekken vanuit het concept van de online tutorial. We onderzoeken aan de hand van casestudies, lectures en hands-on opdrachten wat de artistieke en educatieve waarde van een tutorial en daarmee, de instructie zou kunnen zijn. We beamen hierbij een open en onderzoekend perspectief ten opzichte van de artistieke dimensie van de techniek.

5.2 Samenwerking met Katholiek Onderwijs Vlaanderen

In 2020-2021 gaan beide LUCA educatieve masteropleidingen een samenwerking aan met Katholiek Onderwijs Vlaanderen om een vormingsdag te creëren rond crossdisciplinair werken vanuit de eigen artistieke sterkte. De nood aan navorming omtrent vakdidactische werkvormen die leren omgaan met de multidisciplinariteit in artistieke vakken in het secundair onderwijs wordt door actuele verschuivingen steeds groter. Een eerste editie resulteert in een driemaal aangeboden webinar ‘Stappen in het onbekende. Samen met drie LUCA docenten onderzoeken in totaal 90 leerkrachten en een aantal studenten de kansrijke mogelijkheden van crossdiciplinair werken. Seppe Decubber (acteur en theatermaker), Mattijs Driesen (filmmaker) en Pieter Nevejans (muzikant) orkestreren een ontmoeting tussen woord/drama, beeld en muziek om lespraktijken te inspireren. Met een verrassende denkoefening die vanuit één kunstwerk de blik op andere disciplines verruimt en de grenzen laat vervagen. 

Na positieve evaluatie geeft deze eerste editie de aanzet om dit academiejaar met een vervolg te komen. Naast beide LUCA educatieve masteropleidingen springen ook de educatieve master Ontwerpwetenschappen aan KULeuven en de educatieve opleidingen aan Sint-Lucas Antwerpen mee op de kar. Niet toevallig de verzameling artistiek-educatieve opleidingen onder de katholieke koepel. De schaal wordt deze keer iets groter, namelijk drie locaties Antwerpen, Gent en Leuven, en de gemene deler het evalueren binnen artistieke vakken. Onze opleiding slaat de handen in elkaar met Ontwerpwetenschappen en zullen in Gent doorheen het thema duurzaamheid het evalueren in de praktijk brengen. We vatten dit niet theoretisch op maar treden met ontwerpen, technologieën en presentatie de thematiek tegemoet. Wij nemen het educatieve luik voor onze rekening en treden op als curator om expertise rond duurzame ontwerpen en technieken bij elkaar te brengen. Er worden momenteel gesprekken opgestart met een alumnus, Foto Genk en de professionele opleidingen. Uiteindelijk beogen wij om met deze piste ook onze alumni te bereiken en navorming aan te reiken. 

5.3 Internationaal netwerk

5.3.1 Vanuit onderzoek

LUCA is vanuit de Educatieve masteropleiding lid van onderzoeksnetwerken zoals de Philosophy of Education Society of Great Britain (PESGB),  European Educational Research Association (ECER)

Het IOF short term trajectory ‘Enhancing the transdisciplinary capacity for situated creative practices’ werd goedgekeurd in sept 2021. Het is een samenwerking tussen de promotoren Nancy Vansieleghem (Image), Veerle Van der Sluys (Inter-Actions) en Prof. Burak Pak (fac architectuur KU Leuven) dat voortbouwt op het doctoraat van Pablo Calderon en een EU doctoral programme voorbereid rond situated creative practices.

LUCA is met de Educatieve Master deel van het DESIS netwerk (Design for Social Innovation and Sustainability). Het doel van het DESIS Netwerk is het bevorderen van ontwerp voor sociale innovatie in instellingen voor hoger onderwijs met een ontwerpopleiding om nuttige ontwerpkennis te genereren en zinvolle sociale veranderingen te creëren in samenwerking met andere belanghebbenden. Onderzoek binnen de Educatieve master wordt waar mogelijk systematisch geïntegreerd binnen DESIS Labs. LUCA neemt in dit verband ook deel aan DESIS Talks.

LUCA is vanuit de Educatieve masteropleiding partner in het consortium "Bauhaus of the Seas". Dit initiatief uit Portugal in het kader van het Horizon Europe programma verenigt steden en regio's in Portugal, Italië, België, Nederland, Zweden en Denemarken. LUCA vertegenwoordigt met TUDelft en Panopticon de lage landen met de steden en regio's Antwerpen en Rotterdam.  

LUCA onderzoekers die actief zijn in het kader van de Educatieve master, zijn aanwezig op internationale conferenties in het kader van European Educational Research Association (ECER), ELIA, Design Research Society (DRS), …

5.3.2 Internationale samenwerkingsverbanden en -akkoorden

LUCA is lid van ELIA, een Europees netwerk van instellingen hoger kunstonderwijs. ELIA is een wereldwijd verbonden Europees netwerk dat een dynamisch platform biedt voor professionele uitwisseling en ontwikkeling in het hoger kunstonderwijs. 

LUCA is partner in een nieuw grootschalig Europees project, FilmEU (zie opleidingsportfolio). Het hoofddoel van FilmEU is het implementeren van een Europese topuniversiteit gericht op het gebied van film- en mediakunst. De langetermijnvisie houdt in dat FilmEU tegen 2025 moet worden opgericht als een samenwerkingsstructuur gaande van een afstemming van bacheloropleidingen tot en met een volledig gemeenschappelijke masteropleiding film. Met de Educatieve masteropleiding willen wij actief deelnemen aan de opstartgesprekken en een bijdrage ontwikkelen aan het uiteindelijke programma. 

De Alliantie zal een gezamenlijke bestuursstructuur ontwikkelen die gezamenlijk ontworpen beleid en actieplannen zal implementeren om het profiel van film- en mediakunstonderwijs, -innovatie en -onderzoek in Europa en in de wereld te vergroten. 

5.3.2 Ambities studenten- en docentenmobiliteit

De opleiding trekt momenteel een klein aantal internationale studenten (hoofdzakelijk uit Nederland) aan die enkel de mogelijkheid hebben om in te stappen in de uitgerolde trajecten. Onder andere door de strenge taalvoorwaarden is inkomende studentenmobiliteit een uitdaging. ​​Met het wegvallen van de VVOB-samenwerking (studenten- en docentenmobiliteit) is er op dit moment ook geen structurele verankering voor uitgaande studenten. Met deze stand van zaken is er een eerste plan van aanpak opgesteld: 

  • Studentenmobiliteit Erasmus+ uitgaande studenten (eigen studenten)

Binnen de Educatieve master audiovisuele en beeldende kunsten willen we studentenmobiliteit voor de eigen studenten op twee manieren invullen.  Enerzijds door studenten de mogelijkheid te bieden om een deel van het curriculum te volgen aan een partner kunsthogeschool.  Anderzijds willen de mogelijkheid creëren voor studenten om geheel of gedeeltelijk stage te lopen in het buitenland.  Deze stage kan kaderen binnen een project van ontwikkelingssamenwerking (cf. vroegere samenwerking met VVOB).  Daarnaast zou de student stage kunnen lopen binnen het netwerk (scholen, kunsteducatieve organisaties) van de partnerhogescholen.

Studentenmobiliteit o.b.v. curriculum

In een eerste fase is het enkel mogelijk voor studenten van het geïntegreerd traject om een deel van hun opleiding in het buitenland te volgen.  In een tweede fase wordt onderzocht of deze ook kan gerealiseerd worden voor de studenten van het verkort traject. In de eerste fase richten wij ons op samenwerking met Nederlandse[GC1]  kunsthogescholen.  We denken hierbij aan Piet Zwart Institute te Rotterdam en Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. In een tweede fase onderzoeken we het potentieel voor het uitbouwen van samenwerkingsverbanden met niet-Nederlandstalige kunsthogescholen.

Studentenmobiliteit o.b.v. stages

Zowel voor de studenten van het verkort traject als voor de studenten van het geïntegreerd traject is het mogelijk om binnen de opleidingsonderdelen Stage Diversiteit en Stage Verdiepen stage te lopen in een internationale context. In een eerste fase wordt ingezet op het uitbouwen van internationale samenwerkingsverbanden die passen binnen het opzet van Stage Diversiteit.  Daarnaast onderzoeken we de mogelijkheid om voor Stage Verdiepen onze studenten een stageplaats te geven binnen het netwerk van de bovengenoemde Nederlandse kunsthogescholen.  Eveneens onderhouden we de bestaande contacten met VVOB.   In een tweede fase onderzoeken we de mogelijkheden voor het uitbouwen van samenwerkingsverbanden met niet-Nederlandstalige kunsthogescholen.

  • Studentenmobiliteit Erasmus+ inkomende studenten

Het ontvangen van internationale studenten binnen onze opleiding maakt deel uit van het tot stand brengen van duurzame samenwerkingsverbanden met partners kunsthogescholen zoals hierboven beschreven.

Studentenmobiliteit o.b.v. curriculum

In een eerste fase richten wij ons hierbij op studenten afkomstig van Nederlandse partnerscholen.  Hiertoe ontwikkelen wij een coherent aanbod van kunsteducatieve vakken (1 semester of 1 jaar).  Daarnaast werken wij een Engelstalig aanbod uit om in fase 2 ook niet-Nederlandstalige studenten te kunnen ontvangen. 

Studentenmobiliteit o.b.v. stages

Bij het verder uitbouwen van ons stagenetwerk voor onze eigen studenten onderzoeken wij de mogelijkheid om hierbij ook een stageplaats te kunnen realiseren voor internationale studenten.

Docentenmobiliteit maakt eveneens deel uit van het tot stand brengen van duurzame samenwerkingsverbanden met partners kunsthogescholen zoals hierboven vermeld.

5.4 Nuttige linken  bij kenmerk 5

6. Toets- en evaluatiebeleid

6.1 Evaluatiebeleid van de instelling

De basis van het evaluatiebeleid is het LUCA-brede evaluatiebeleid (zie opleidingsportfolio) dat een kader omvat met betrekking tot kwaliteitsvol evalueren, een visie op kwaliteitsborging, een visie op evalueren gelinkt aan de onderwijsvisie en kwaliteitseisen waaraan een opleiding moet voldoen. Dit beleid is geënt op de principes van het Onderwijs- en Examenreglement (OER) van de hogeschool (zie het opleidingsportfolio).

Centraal in de visie van LUCA op evalueren staat de evaluatie en beoordeling van de artistieke en ontwerpmatige praktijk. Bij het beoordelen van deze praktijk is het beoordelen van output, proces en persoon van belang. Het werk- en leerproces naar een eindresultaat en de persoonlijke ontwikkeling, de identiteit van de maker en de individuele (artistieke) ontwikkeling van de student zijn even belangrijk als het uiteindelijke eindresultaat. Het evalueren van de artistieke en ontwerpmatige praktijk is een samenspel van subjectief-objectief-intersubjectief evalueren. Hoewel objectiviteit één van de belangrijke criteria is van evalueren, speelt bij het beoordelen van artistieke output en processen het persoonlijke referentiekader een rol. De dialoog over prestaties en ontwikkelingsproces van een lerende leidt tot een gezamenlijk onderbouwde intersubjectieve beoordeling of waardering.

Naast het evalueren van de artistieke en ontwerpmatige praktijk is het ook belangrijk dat kennis en vaardigheden ter ondersteuning van deze praktijk adequaat worden getoetst. Heel wat van deze doelstellingen kunnen wel objectief vastgesteld worden en dienen dus objectief, betrouwbaar en valide getoetst te worden. Een ander belangrijk element in de visie van LUCA over evalueren is dat er bij de keuze van werk- en evaluatievormen aandacht is voor reflectie (o.a. via een reflectieverslag bvb het stagecahier of  self- en peerassessment bij Inleiding in Kunsteducatie) en interdisciplinaire samenwerking.  

6.2 Evaluatiebeleid van de opleiding

Uitgaande van de visie op kwaliteitsvol evalueren binnen LUCA werden een aantal kwaliteitseisen geformuleerd. In onderstaande tekst wordt per kwaliteitseis (KW) vermeld hoe de opleiding Educatieve master audiovisuele en beeldende kunsten daaraan tegemoet zal komen.

6.2.1 Kwaliteitseisen LUCA 

De opleidingen van LUCA School of Arts evalueren kwaliteitsvol indien op het niveau van de opleiding aan de volgende kwaliteitseisen wordt voldaan of gewerkt:

1. In het onderwijsbeleidsplan van de opleiding worden de beleidsvoornemens rond het toets- en evaluatiebeleid beschreven. Er is een neergeschreven visie op evaluatie als onderdeel van het opleidingsbeleidsplan (kwaliteitskenmerk 7), gedragen door de verschillende betrokkenen en geïmplementeerd in de opleiding. Evaluatie en beoordeling gebeuren doordacht: we weten waarom we evalueren, wat we evalueren, wanneer we evalueren en hoe we dat doen en door wie dat gebeurt.

2. De kwaliteit van de evaluaties wordt op een systematische manier opgevolgd en bijgestuurd en verantwoordelijkheden van docenten, POC, .... met betrekking tot kwaliteitsbewaking zijn geëxpliciteerd. 

3. De opleiding kiest evaluatievormen die in overeenstemming zijn met en geschikt zijn voor de evaluatie van de leerresultaten.

4. In de evaluatie staat de kunst- en ontwerppraktijk centraal, en ook ondersteunende kennis en vaardigheden worden adequaat getoetst.

5. Het hele proces van evalueren in het kunstonderwijs is doordrongen van het gegeven van subjectiviteit, objectiviteit en intersubjectiviteit bij het beoordelen van artistieke processen en output. Subjectieve oordelen komen tot stand in een zoveel mogelijk geobjectiveerde omgeving. Dit houdt onder meer in dat juryleden vooraf goed geïnformeerd worden over leerresultaten, het verloop van het beoordelingsproces en beoordelingscriteria.

6. Het proces naar een eindresultaat en de persoonlijke ontwikkeling van de student zijn onderscheiden elementen bij de beoordeling van de artistieke, ontwerpmatige praktijk.

7. Eén van de meest cruciale kwaliteitskenmerken voor evaluatie is validiteit. De evaluatie moet betekenisvol, bruikbaar en geldig zijn om uitspraak te doen over het bereiken van de vooropgestelde leerresultaten door de student(en). De evaluatievorm moet steeds geschikt zijn om de beoogde leerresultaten op een bepaald moment vast te stellen.

8. Transparantie en communicatie van de evaluatie is essentieel. Studenten beschikken over de noodzakelijke informatie om de evaluatie goed te kunnen voorbereiden en uitvoeren.

9. Kwaliteitsvolle feedback is één van de meest krachtige stimuli tot leren. Om de betrouwbaarheid van de evaluatie en de kwaliteit van de feedback te garanderen, is het gebruik van heldere evaluatiecriteria van cruciaal belang.

10. De praktische en organisatorische regelingen van evaluaties staan op punt.

11. Er is een gemeenschappelijke cultuur van evaluatie: er is de openheid en bereidheid om gezamenlijk te werken aan de kwaliteit van de evaluatie en evaluatiemethodes.

12. Docenten professionaliseren zich in toetsing en evaluatie en worden hierin ondersteund.

6.2.2 Evaluatiebeleid Educatieve master audiovisuele en beeldende kunsten

In de opleidingsspecifieke visie rond evalueren (KW 1) staan in de Educatieve master audiovisuele en beeldende kunsten principes zoals transparantie en eenduidigheid, alsook het principe van afstemming van evaluatievormen op leerinhoud, -doelen en werkvormen centraal. Evaluatie en beoordeling gebeuren doordacht: we weten waarom we evalueren, wat we evalueren, wanneer we evalueren en hoe we dat doen en door wie dat gebeurt. Deze principes worden sterk meegenomen in de uitwerking van de ECTS-fiches van de opleidingsonderdelen. De kwaliteit van de evaluaties wordt op een systematische manier opgevolgd en bijgestuurd. Verantwoordelijkheden van docenten, POC, … met betrekking tot kwaliteitsbewaking zijn geëxpliciteerd (KW 2). In het jaarlijkse actieplan van de opleiding worden daarom telkens concrete actiepunten met betrekking tot evalueren geformuleerd en opgevolgd. De opleiding (POC) gaat na of evaluaties de leerdoelen en – resultaten van de opleiding evenwichtig realiseren (KW 3). De opleiding controleert of er voldoende variatie is aan evaluatievormen en er niet te eenzijdig wordt geëvalueerd Zo worden de evaluatievormen op het eind van elk academiejaar geëvalueerd en aangepast waar nodig. Dit is bijvoorbeeld gebeurt in een  nieuwe afstemming van het stagecahier en de scriptie of het bijsturen van de slaagkansen voor LIMBO 1 ten opzichte van het toetsbeleid bij KULeuven. Gezamenlijk, op basis van feedback van studenten en docenten, wordt naar een evenwichtig geheel gestreefd. Hiervoor krijgt de opleiding ook ondersteuning van de dienst Onderwijs & kwaliteit die naast het in kaart brengen van de resultaten van OPO bevragingen ook de gehanteerde evaluatievormen per OPO inventariseert.

Op die manier wordt peerfeedback onder docenten mogelijk en ontstaat er een gemeenschappelijke cultuur van evaluatie waarbij de openheid en bereidheid gestimuleerd wordt om gezamenlijk te werken aan de kwaliteit van de evaluatie en evaluatiemethodes (KW 11).  

De opleiding hanteert een variatie aan evaluatievormen die in overeenstemming zijn met en geschikt voor de evaluatie van de leerresultaten (KW 3). De evaluatievormen zijn aangepast aan de inhoud van elk opleidingsonderdeel en de daarbinnen gebruikte onderwijsmethoden. Naargelang de focus worden er andere evaluatievormen gekozen. Terwijl de theorie- en praktijk ondersteunende opleidingsonderdelen meer focussen op het meten van kennis en vaardigheden en er gebruik gemaakt wordt van kennis- en vaardigheidstoetsen, wordt in de opleidingsonderdelen zoals stage, labo en masterproef een sterke klemtoon gelegd op persoonsvorming, kritische zin en experiment (KW 6). Naast summatieve evaluatie wordt in deze opleidingsonderdelen daarom groot belang gehecht aan formatieve evaluatie. Formatieve evaluatie is niet alleen bedoeld om de student in te lichten over het eigen kennen en kunnen ten aanzien van de doelen, maar ook hoe het leerproces verloopt. Cruciaal binnen formatieve evaluatie is dat studenten enerzijds feedback krijgen over hun sterktes en zwaktes, maar eveneens de kans krijgen om te experimenteren, grensdoorbrekend te denken en de tijd nemen om de artistieke of ontwerppraktijk te oefenen (KW 4). Van belang is dat de student zijn artistieke attitude ten volle inzet. De student kan zowel het groeiproces als het vermogen om zelf kritisch te reflecteren over het eigen handelen beoordelen. Indien er formatieve feedback georganiseerd wordt, houdt de docent minstens 2 feedbackmomenten per jaar waarbij het groeiproces en de persoonlijke ontwikkeling van de student besproken wordt. Bovendien krijgen docenten op die manier info over de noodzaak om bepaalde inhouden of werkvormen te hernemen, bij te sturen of te verbreden. Evaluatie is daarom geen losstaande entiteit maar maakt deel uit van de krachtige leeromgeving. 

Gezien de nadruk die er in de opleiding gelegd wordt op de ontwikkeling van de artistieke en ontwerpmatige praktijk wordt de student ook beoordeeld op zijn artistieke of ontwerpmatige output (KW 4). In het kunstonderwijs is het proces van evalueren dan ook doordrongen van het gegeven van sterk gebaseerd op noties van subjectiviteit en intersubjectiviteit (KW 5). Dit geldt in het bijzonder voor de OPO’s stage, labo en masterproef. In deze OPO’s wordt daarom naast procesevaluatie ook een praktijkexamen georganiseerd in de vorm van een individuele of collectieve presentatie voor een jury. De jury wordt zo samengesteld dat het subjectieve karakter van het oordeel zoveel mogelijk tot stand komt in een geobjectiveerde omgeving. Juryleden ontvangen voor de aanvang van het praktijkexamen een infobundel waarin de leerdoelen, evaluatievormen en –criteria toegelicht worden. Op het examenmoment worden evaluatieformulieren voorzien. Elk jurylid quoteert individueel. Op basis van de gemiddelde score bepalen de juryleden in dialoog het eindresultaat. Deze werkwijze laat verschillende invalshoeken toe bij het geven van een summatief oordeel.  Tevens is er een waarnemer bij elke jury die erover waakt dat het evaluatieproces eerlijk verloopt. Op het evaluatieformulier wordt feedback geformuleerd, dat na het praktijkexamen aan de student gecommuniceerd wordt. Op die manier wil de opleiding zowel op formatieve als summatieve feedback inzetten. Zo wordt er nagegaan in welke mate de student in zijn werkstuk, ontwerp of creatie een persoonlijk accent kan leggen en een artistiek-educatieve uitspraak kan doen (KW 6).  

Belangrijk hierbij is dat de praktische en organisatorische regelingen op punt staan (KW 10). De onderwijs- en studentenadministratie biedt ondersteuning en zorgt ervoor dat de examenroosters en de faciliteiten voor functiebeperkingen tijdig bekend gemaakt worden.

Om de betrouwbaarheid van de evaluatie en de kwaliteit van de feedback te garanderen, is het gebruik van heldere evaluatiecriteria van cruciaal belang (KW 9). De evaluatiecriteria worden, op basis van de doelstellingen van het opleidingsonderdeel, helder en consequent geformuleerd zodat ze zowel voor de student als docent duidelijk zijn. Daarnaast zal de opleiding zich verzekeren van de validiteit van de evaluatie (KW 7). De evaluatie moet betekenisvol, bruikbaar en geldig zijn om uitspraak te doen over het bereiken van de vooropgestelde leerresultaten door de student(en). De evaluatievormen en beoordelingscriteria worden daarom bewust gekozen in functie van de te evalueren doelstellingen. De evaluatie is erop gericht om het verwerven van de competenties op niveau VKS7 te ondersteunen en te meten. De evaluatie is daarnaast ook goed afgestemd op de andere componenten van de leeromgeving: inhouden, aangeboden materialen en werkvormen.

Transparantie en communicatie van de evaluatie is essentieel (KW 8). Docenten verduidelijken hun evaluatie in de ECTS-fiche die gepubliceerd wordt in de online studiegids: ze bespreken welke evaluatievormen en -criteria gehanteerd zullen worden. Hierdoor beschikken studenten over de noodzakelijke informatie om de evaluatie goed te kunnen voorbereiden. Daarnaast draagt ook het inzagerecht en het bespreken van de examenresultaten bij aan een transparante evaluatie. Het Onderwijs- en examenreglement (OER) vermeldt de rechten en de plichten van studenten. Dit alles wordt aan begin van het academiejaar ook expliciet aan elke studentengroep toegelicht. Als laatste bevragen we onze studenten op regelmatige basis over hun ervaringen met de evaluaties in de opleiding (in het algemeen) en/of over de evaluatie van aparte opleidingsonderdelen. Hiervoor kan de opleiding rekenen op de steun van de dienst Onderwijs & kwaliteit die evaluatievormen per OPO inventariseert en de resultaten van OPO-bevragingen omtrent evaluatie in kaart brengt.

Daarnaast streeft de opleiding er naar dat docenten zich professionaliseren in toetsing en evaluatie.  (KW 12). We vertrekken hierbij vanuit de onderwijspraktijk zelf en ‘on the job’. Eigen aan de Educatieve master is een open dialoog met studenten en het geregeld kritisch in vraag stellen van alle mogelijke vormen van toetsing en evaluatie. De opleiding werkt in die zin aan een actieve studentenparticipatie waarbij studenten op regelmatige basis samen met docenten reflecteren over de opleiding en haar vormen van evalueren. Er wordt ook jaarlijks in samenwerking met het werkveld, een studiedag (bvb Stappen in het Onbekende - zie hoofdstuk 5) georganiseerd rond vakdidactische aspecten als vorm van professionalisering vanuit de opleiding. Evalueren in het kunstonderwijs vormt hierin een cruciaal onderdeel en inzet van de studiedagen.

Op niveau van de instelling biedt LUCA bredere ondersteuning en professionalisering via een community LUCA meet op het digitale leerplatform Toledo met info en inspiratie. Deze dienst brengt ook actief informatie en tools onder de aandacht, bijvoorbeeld de nota Kwaliteitsvol evalueren binnen LUCA, de website http://toetsbeleid.weebly.com/ en de e-tool Evalueren in het ontwerp- en kunstonderwijs

6.3 Invulling evaluatie in de opleidingsonderdelen

6.3.1 Educatieve vorming

In het luik educatieve vorming ligt de nadruk op het verwerven van ondersteunende kennis en vaardigheden (LIMBO 1) en het integreren van deze inzichten en kennis in een basishouding en een eigen visie (LIMBO 2/Educatieve kwesties). De beheersing van LIMBO 1 wordt geëvalueerd via een digitale toetsing die resulteert in pass or fail. In het tweede luik (LIMBO 2/Educatieve kwesties) staat reflectie en de verwerving van vaardigheden centraal. Hierbij wordt een actieve bijdrage van de student verwacht waarin een onderbouwd en eigen standpunt wordt ingenomen. Afhankelijk of de studenten voor het OPO LIMBO 2 of het OPO Educatieve kwesties kiezen,  zullen ze een werkstuk en video inleveren of een visueel werkstuk aan een peergroup presenteren met eraan gekoppeld een mondelinge proef. Samen met een procesevaluatie ten aanzien van de actieve deelname van de student tijdens seminaries, worden de werkstukken (LIMBO) en de mondelinge proef (Educatieve kwesties) gezien als een geïntegreerde toets waarbij de student toont het geheel van de doelen van het luik educatieve vorming actief verwerkt te hebben. 

Inleiding in Kunsteducatie

De studenten worden geëvalueerd op basis van hun medewerking bij twee focusdagen (naargelang de gekozen thema's - 10%) en de online onderwijsactiviteiten. Binnen elk thema krijgt de evaluatie een eigen invulling. 

Thema A - Academie

De evaluatie bestaat uit procesevaluatie (6/10) en productevaluatie (4/10). De procesevaluatie focust op de deelname en inzet van de student aan de begeleide (online) lees-en maakoefeningen en de zelftest. De productevaluatie focust op het ingediende werkstuk. Precieze beoordelingscriteria worden via Toledo meegedeeld.

Thema B - Participatieve praktijken

De evaluatie bestaat uit procesevaluatie (5/10) na de inleidende fase en productevaluatie (5/10) na de verdiepende fase. De procesevaluatie focust op de deelname en inzet van de student aan de begeleide (online) lees-en maakoefeningen op Toledo en de actieve deelname tijdens de focusdagen. De productevaluatie focust op het ingediende werkstuk. Evaluatiecriteria zijn onder meer ondernemingszin, autonomie en een onderzoekende attitude gepaard met resultaatgerichtheid. 

Thema C - Leerprocessen

  • Een narratief-biografische bevraging van het eigen leerproces (4/10)
  • Een herschreven en gemotiveerd credo op basis van verworven inzichten (4/10)
  • Actieve deelname aan focusdag en online lees- en verwerkingsopdrachten (2/10)

Thema D - Diversiteit

De evaluatie bestaat uit procesevaluatie (5/10) en werkstukken (5/10). De procesevaluatie focust op de deelname van de student aan alle zelftesten, zelfevaluaties, het veldwerk en de creatieve opdracht. De ingediende werkstukken worden beoordeeld naar de kwaliteit van de ingediende opdrachten. 

Thema E - Werkveld

De evaluatie bestaat uit een reflectief werkstuk. Stel voor één van de 4 sessies (DKO, amateurkunsten, lokaal cultuurbeleid en professionele kunsten) die  besproken zijn, een kritische vraag op en beantwoord deze. Zowel de kwaliteit van de vraag als het antwoord worden beoordeeld. 

Thema E - Publieksbemiddeling

De evaluatie bestaat uit procesevaluatie (5/10) en productevaluatie (5/10). De procesevaluatie focust op de deelname aan de focusdag, deelname aan de feedbackgesprekken en het inleveren van ontwerpschetsen. De productevaluatie richt zich op de kwaliteit van de ontwerpschetsen en de gegeven feedback waarvan een deel via zelf- en peerevaluatie beoordeeld wordt. 

Vakdidactiek

Het vakdidactisch luik maakt zowel gebruik van formatieve als summatieve evaluatiemethodes. De formatieve evaluatie gebeurt tijdens de werkcolleges en praktijkseminaries. De studenten krijgen formatieve feedback van medestudenten en van het docententeam. Het leertraject wordt via formatieve evaluatievorm ondersteund: de studenten verwerken de leerinhoud van de les (solo of in duo) thuis verder en ontvangen hierop concrete feedback. Vragen en bedenkingen die bij deze verwerkingen naar boven komen worden in de les behandeld. Daarnaast wordt de kennis die gedeeld wordt tijdens de seminaries getoetst. Dit gebeurt aan de hand van een reflectieopdracht of portfolio en een paper of werkstuk.  Bij domeinoverschrijdende vakdidactiek gaat het om een mondeling presentatie van een reflectie ten aanzien van medestudenten: peer-assessment. Medewerking tijdens de seminaries vormt een onderdeel van de permanente evaluaties.

Stage

Het stageluik is ontwikkelingsgericht opgevat en gaat uit van een groeiproces: exploreren en verdiepen. De evaluatiecriteria bevatten zowel proces- als productelementen. De evaluatiecriteria geven in gedragsindicatoren aan hoe de student verwacht wordt te functioneren op stage. De evaluatie van de stage is opgedeeld in verschillende onderdelen waarbij de nadruk telkens ligt op groei en de ontwikkeling van een eigen visie. De evaluatievormen die hiervoor gehanteerd worden zijn: reflectieverslag, stagecahier en jurypresentatie (stage 3). Deze werkstukken zijn het resultaat van diverse feedbackmomenten en gesprekken: De stagebegeleider geeft face to face feedback tijdens oefenseminaries en studenten geven peer-to-peer feedback. Tijdens stages in reële contexten gaat de vakmentor regelmatig in gesprek met de student. De stagebegeleider bezoekt elke student minstens tweemaal met individuele en groepsfeedback eraan gekoppeld. De eindstage wordt afgerond met een praktijkexamen, op dit examen presenteert de student zijn inzichten, reflecties en leertraject aan een interne en externe jury. Met het oog op transparantie krijgen de studenten inzage in alle verslagen van de vakmentoren. De eindverantwoordelijkheid van de beoordeling van de stage ligt bij de opleiding. Uitzonderlijk wordt extra contact opgenomen met de vakmentor als de eindevaluatie sterk afwijkt van de verwachtingen. Bij LIO is het gewicht van de vakmentor 25%.

Scriptie educatieve master kunsten

Aan de hand van de scriptie dient de student te tonen dat hij in staat is om 1) zelfstandig academisch onderzoek binnen het artistiek-educatieve of vakdidactische veld te verrichten gerelateerd aan de educatieve laag in de masterproef of artistiek-pedagogische kwestie en 2) op academisch niveau te rapporteren over het gevoerde onderzoek in de vorm van een essay.


6.4 Nuttige linken bij kenmerk 6

7. Studiebegeleiding en voorzieningen

7.1 Instroom

De opleiding hecht veel waarde aan een goede voorlichting van kandidaat-studenten en sluit aan bij infomomenten en open campusdagen van campus Sint-Lukas Brussel, campus Sint-Lucas Gent en C-mine Genk. Er is steeds vertegenwoordiging door een coördinator en/of trajectbegeleider in het gezelschap van minstens één docent. Wij stellen vast dat de opleiding minder potentiële studenten bereikt op open campusdagen waar vooral nieuwe bachelorstudenten worden aangetrokken. Toch vinden wij de zichtbaarheid van de  Educatieve master ook daar belangrijk. Voor domeinopleidingen waar weinig interesse is voor het geïntegreerde traject worden extra sessies en gesprekken met alumni georganiseerd (bvb de instroom van 3BA audiovisuele studenten op campus Brussel). Daarnaast neemt de opleiding ook deel aan de online infosessies die door Edu aangeboden worden en focussen op het verkorte traject.

Potentiële studenten kunnen zowel via de Edu-website als de LUCA-website terecht op specifieke webpagina’s gericht op de (verkorte) Educatieve  master audiovisuele en beeldende kunsten en specificaties met betrekking tot een loopbaan in het onderwijs. Met fysieke informatieve brochures zijn de ervaringen momenteel onbekend. Gezien het digitale onderwijs tijdens de pandemie is onze brochure niet verspreid en ondertussen opnieuw gedateerd. Via de algemene LUCA-profielen doet de opleiding sinds kort extra moeite om te berichten over activiteiten, van in de eerste plaats studenten maar ook van docenten, via Instagram en Facebook. Op deze sociale media berichten beide educatieve masters met de #LUCAeducation. Verder wordt zowel via Edu als LUCA online campagnes opgezet om studenten te werven.

Doorheen deze diverse communicatiekanalen is het onze zorg de verscheidenheid aan profielen aan te spreken en elke potentiële student op maat te informeren. De coördinatoren en trajectbegeleider staan kandidaten persoonlijk te woord, begeleiden bij eventuele masterassessments en verwijzen door naar andere opleidingen als er geen toegang mogelijk is. 

Kandidaten met een bachelor- of masterdiploma in de kunsten uitgereikt door de Vlaamse gemeenschap hebben rechtstreeks toegang tot de opleiding. Voor een Educatieve master is het van belang in functie van bekwaamheidsbewijzen dat de student een specialisatie kan aantonen met het basisdiploma. Wil een potentiële student toegang tot de opleiding met een diploma buiten de Vlaamse gemeenschap of intekenen voor een andere specialisatie dan volgt er een masterassessment in samenwerking met het domein in kwestie. Na generieke opleidingen zoals bijvoorbeeld Vrije Kunsten waar geen specifieke discipline wordt aangegeven op het diploma zijn er (soms artificiële) administratieve constructies noodzakelijk om de Educatieve masterstudent vereiste bekwaamheidsbewijzen te bezorgen. Dit heet hangijzer is niet enkel een gerelateerd aan onze opleiding maar wordt meegenomen in de taakgroep Bekwaamheidsbewijzen binnen VHLORA. 

7.2 Doorstroom

De opleiding investeert bij het begin van en tijdens de opleiding sterk in ondersteunende maatregelen in functie van een goede doorstroom. Tijdens het introductiemoment op elke campus worden studenten uitgebreid geïnformeerd over de omkadering van de opleiding. Wij presenteren een survival guide bestaande uit alle informatie die een student nodig heeft om een academiejaar te starten. Komen aan bod: wie is wie, nuttige contactpersonen zoals de zorgcoaches, onderwijsadministratie, ombudsen en STUVO, KULoket, ECTS fiches, Toledo, ISP invullen, vrijstellingen aanvragen en een houvast met op te nemen vakken per traject. Deze informatie blijft beschikbaar via de Toledo community Educatieve master audiovisuele en beeldende kunsten. 

Doorheen het academiejaar kan een student steeds rekenen op volgende diensten:

  • Inzet van digitale leeromgeving Toledo als kanaal van informatie en begeleiding. Naast een minimum aantal ongelukkige incidenten slagen we erin om alle communicatie, cursusdocumenten, opdrachten en evaluatie via Toledo te laten verlopen. 
  • De opleiding zet in functie van vlotte doorstroom voor een diverse populatie ook in op persoonlijke trajecten, blended en zelfgestuurd leren, LIO-trajecten en ondersteunt het combineren van werken en leren: zie 4.2.1-4.1.4. 
  • Studietrajectbegeleider. De studietrajectbegeleider helpt studenten indien nodig bij het samenstellen van een individueel studietraject en flexibele leertrajecten. Zij waakt er tevens over dat studenten de studie binnen een redelijke tijd kunnen afronden en gaat het gesprek aan met studenten die problemen hebben met de studievoortgang.
  • Zorgcoach - ombudspersoon. De zorgcoach en ombudspersoon zijn minstens 1 dag per week aanwezig voor desbetreffende gesprekken. Studenten die nood hebben aan psychosociale begeleiding wenden zich tot één van de vertegenwoordigers van StuVo. Afhankelijk van de ernst van de zaak wordt er al dan niet doorverwezen naar professionele hulp.
  • De dienst Internationalisering organiseert infosessies om de studenten wegwijs te maken in de mogelijkheden die er bestaan om een internationale curriculumgebonden ervaring op te doen in een buitenlandse kunsthogeschool of dankzij een internationale stage. De dienst neemt  de organisatie en de opvolging van het volledige internationale dossier voor haar rekening.
  • De dienst Studentenvoorzieningen of StuVo is er op elke campus om studentenleven vlot en zorgeloos te laten verlopen. Zij geven info, advies en begeleiding rond sociale dienstverlening, medische en psychologische dienstverlening, huisvesting, studentenwerking, studiefinanciering, voeding en mobiliteit. Omdat Stuvo in principe los staat van de opleiding wordt hier niet verder ingegaan op de Stuvowerking. Voor meer informatie hierover is het Stuvo-beleidsplan een goede bron. (http://www.luca-arts.be/studentenvoorzieningen)

7.3 Uitstroom

De scriptie, de masterproef en vooral de stages zijn het visitekaartje van de student bij afstuderen en regelmatig de toegangspoort tot een tewerkstelling. Tijdens de jury van de stage worden externe leden uit het werkveld (formele onderwijscontexten) uitgenodigd om samen met de opleiding een finale stand van zaken op te maken. Deze presentaties leiden vaak tot opdrachten in het deeltijds kunstonderwijs. 

Onze alumni worden niet vergeten en opnieuw aangesproken met verschillende doeleinden. Vanuit onderzoek met bijvoorbeeld de impulsprojecten pKp Kunst en Zwalm of de werkplaats school-maken. Ook vorig academiejaar aangeworven docenten Mattijs Driesen en Chloë Delanghe vonden als alumni van de Specifieke Lerarenopleiding een opdracht binnen de Educatieve master en andere LUCA opleidingen. Beide docenten organiseerden vanuit de eigen expertises een online ontmoeting Virtual Classroom met Nina de Vroome die vormelijk en didactisch mikt op artistieke-educatieve praktijken van studenten en alumni. 

In de komende beleidsperiode willen wij werk maken van een structurele (aanvangs)begeleiding en periodieke terugkommomenten. Bij deze is een herhaling van de eerste alinea uit dit opleidingsbeleidsplan aan de orde: ‘Elke dag opnieuw werken alle betrokken partijen aan de missie om studenten een opleiding te bieden die als referentiepunt kan dienen in de huidige en latere loopbaan.’ Afgestudeerden zouden niet over de opleiding mogen spreken in de verleden tijd maar de school als een referentiepunt beschouwen waar alumni terecht kunnen voor navorming en gesprek. Het is namelijk onze overtuiging dat artistiek-educatieve praktijken nood hebben aan een voortdurende dialoog die na het behalen van een diploma niet mag wegvallen. Daarnaast is er nood aan het wegwijs maken van studenten en alumni in het kluwen van het onderwijsveld. Wij bereiken met de professionaliseringsdagen in samenwerking met Katholiek Onderwijs Vlaanderen een aantal afgestudeerden maar dit mag zich niet beperken tot één koepel. Wetende dat het gros van het deeltijds kunstonderwijs zich onder steden en gemeenten situeert. 

We kunnen hier ook rekenen op LUCA-brede voorzieningen. Doorheen de hele studieloopbaan van de student bieden we een begeleidingstraject op maat van de student aan. Het traject omvat geheel conform de domeinmaster initiatieven die gericht zijn op instroom, doorstroom en uitstroom (http://www.luca-arts.be/studie-en-trajectbegeleiding-zorgcoach)

7.4 Onderwijsinfrastructuur en investeringen

De opleiding deelt de infrastructuur met andere LUCA opleidingen in de verschillende campussen. Voor de component domein binnen de Educatieve master worden de werkplekken voor deze masterstudenten op de campussen op eenzelfde manier verdeeld als voor de studenten die de domeinmaster volgen. Voor de uitbouw van de component leraar kunst wordt in de campussen Genk, Brussel en Gent voldoende infrastructuur voorzien en wordt geïnvesteerd in e-tools en materialen die geschikt zijn om vernieuwende educatieve werkvormen (blended learning, ….) te realiseren. 

Om de gewenste variatie aan werkvormen werkelijk ten volle te kunnen inzetten is er meer plaats en praktijk-infrastructuur nodig. De ruimtes beantwoorden voorlopig nog niet aan de kenmerken van een krachtige leeromgeving. Er is nood aan een lokaal waar men zich vrij voelt om te experimenteren met de setting, een lokaal met een wendbaar centrum dat stimuleert om lessen buiten ex cathedra te organiseren. Een ruimte waar een artistiek/ambachtelijke infrastructuur inspireert, een ruimte waar ook fysiek activerende werkvormen kunnen doorgaan en via ervaringen inzichten ontlokken.

Toch doen zowel de studenten als de docenten extra moeite om de aanwezige infrastructuur ten volle te benutten. De setting van meubilair en bord wordt regelmatig - waar mogelijk – georganiseerd naargelang de nood aan open ruimte of plaats voor groepswerk. In de toekomst hopen we te kunnen beschikken over een omgeving die een belangrijke rol kan spelen in het ondersteunen van leerprocessen.

Naast de fysieke infrastructuur is er reeds een goed uitgebouwde digitale infrastructuur (TOLEDO) die studenten toegang geeft tot cursusmateriaal, die tools biedt op het leerproces te sturen en als communicatiekanaal tussen de student en de docent fungeert. Verder maakt de Educatieve master op eenzelfde manier gebruik van de infrastructurele voorzieningen aangepast aan de noden van het kunstonderwijs (werkplekken, toonplekken, technische werkruimtes, computerlokalen, tekenlokalen, praktijkateliers, auditoria, filmzalen) en het leven op de campus in ruime zin (docentenruimte, studieruimte voor docenten en onderzoekers, cafetaria) met inbegrip van onderhoud en verdere uitbouw van de werkplaatsen. De studenten kunnen gebruik maken van materiaal via de uitleendienst (camera’s…), software, tentoonstellingsmateriaal, printlokaal,… ..  Verder beschikt LUCA in de verschillende campussen over een bibliotheek (https://bib.kuleuven.be/luca) waarvan de studenten van de Educatieve master gebruik kunnen maken. Met het oog op de uitbouw van de Educatieve master zal verder geïnvesteerd worden in de verschillende campussen in vakdidactische, pedagogische, onderwijskundige en kunsteducatieve bronnen.

7.5 Nuttig linken bij kenmerk 7

8. Docenten 

8.1 Beleidsorganisatie en overlegcultuur

LUCA kiest ervoor om de educatieve masteropleidingen onder de bevoegdheid van de permanente onderwijscommissies (POC’s) en opleidingshoofden van de domeinopleidingen te plaatsen. De Educatieve master valt onder de bevoegdheid van de opleidingshoofden en wordt aangestuurd door een specifieke coördinator. De coördinatoren worden steeds meer betrokken bij het campusoverleg, de ‘buro’s’ van de domeinmasters en de kerngroepen wat wederzijdse interesse en samenwerking ten goede komt. 

Het onderwijzend personeel van de opleiding ontmoet elkaar in teammeetings die maandelijks vergaderen onder het voorzitterschap van de coördinatoren. Daarnaast heeft de Educatieve master audiovisuele en beeldende kunsten ook een ‘buro’ waar een delegatie uit de opleiding aanwezig is en zich buigt over het beleid. De keuze van de leden volgt de structuur van de examencommissie. Daarnaast sluit elke collega ook aan bij de vergaderingen van de permanente onderwijscommissies (POC), respectievelijk van Beeldende kunsten, Audiovisuele kunsten en Productdesign. 

8.1.1 Algemeen personeelsbeleid

Binnen LUCA wordt een zogenaamde ‘ideale mix’ van profielen nagestreefd: 25% docent-onderzoekers, 25% lesgevers zonder onderzoeksopdracht, 10% ondersteuners, 25% tijdelijke onderzoekers (doctoraatsonderzoek/postdoc) en 15% tijdelijke lesgevers. Binnen onze relatief kleine opleiding is het bereiken van deze ‘ideale mix’ niet evident daarom wordt rekening gehouden met de realisatie van de ideale mix van profielen op het niveau van de kerngroepen. De opleiding draagt een geschiedenis van lectoren met zich mee uit de Specifieke Lerarenopleiding maar kiest nu vooral voor tijdelijke onderzoekers. In het personeelsbeleid wordt - waar relevant - ook actieve samenwerking en cross-over gezocht met de Educatieve master Muziek en Podiumkunsten of de domeinopleidingen, bijvoorbeeld met betrekking tot Inleiding in Kunsteducatie en scriptiebegeleiding.

De opdracht van een personeelslid wordt op jaarbasis bepaald aan de hand van een prestatieregeling (zie 8. Docenten op het opleidingsportfolio) die stelt dat een voltijds personeelslid met een reguliere weddeschaal 1558 uren (41 werkweken * 38 uren/week) presteert voor de hogeschool. Een docent met bijzondere weddeschaal presteert daarvan 78% of 1215,24 uur op jaarbasis, een (praktijk)assistent met bijzondere weddeschaal 76% of 1184,08 uur op jaarbasis. Er zijn duidelijke afspraken over de systematiek bij het berekenen van een opdracht. Zo wordt er bv. aan een onderwijsopdracht telkens een coëfficiënt toegevoegd die de voorbereiding en opvolging van de onderwijstaak uitdrukt. De opdracht wordt vastgelegd in een digitaal sjabloon, doorgaans op basis van een functiegesprek. De verdere opvolging van het personeelslid gebeurt aan de hand van o.a. functionerings- en evaluatiegesprekken.

Binnen het personeelskader voorzien we ook in trajectbegeleiding, studiebegeleiding, zorgcoördinatie en de bestaffing van een productiebureau, in nauwe samenwerking met de domeinopleidingen. Deze ondersteuners zijn essentieel bij de organisatie van de opleiding en bij het contact met de studenten. De opleiding wordt organisatorisch omkaderd en ondersteund vanuit gecentraliseerde diensten die via antennes of aanspreekpunten de opleiding op elke campus bedienen (bv. voor studentenadministratie, opmaak uurroosters en examenplanning). De Dienst Onderwijs & Kwaliteit helpt expliciet bij de curriculumontwikkeling, het evaluatiebeleid en de kwaliteitszorg van de opleiding. De communicatie met het personeel verloopt via verschillende kanalen. Belangrijke kanalen zijn de onderwijs- en onderzoeksnieuwsbrief van de hogeschool, de nieuwsbrieven van de verschillende opleidingen en de tweemaandelijkse permanente onderwijscommissies (POC’s). De online omgeving op Sharepoint bundelt alle informatie die specifiek voor het personeel is bedoeld. Een ‘cockpit’ (zie opleidingsportfolio) ontsluit deze informatie op een toegankelijke manier. Daarnaast beschikken alle personeelsleden over een mailadres van de hogeschool, waarmee ze ook gebruik kunnen maken van Skype for Business, dat zich de jongste twee jaren ontpopte tot een belangrijk communicatieplatform. Momenteel maken we de overstap naar Microsoft Teams.

8.1.2 Academische profilering

​​In haar toekomstgericht personeelsbeleid richt de opleiding zich naar academische standaarden en onderscheidt in die zin twee grote groepen: een groep docenten en een groep assistenten (zowel praktijkassistenten als assistenten en doctor-assistenten). Het minimale bekwaamheidsbewijs voor docenten en voor doctor-assistenten is in regel het diploma van doctor op proefschrift. Voor assistenten is dat de graad van master. Daarnaast wordt het team van lesgevers aangevuld met (tijdelijke en deeltijdse) contractuele gastprofessoren, die vanuit een zeer specifieke expertise worden ingezet in de contactmomenten vakdidactiek en in de stagebegeleiding.

De opleiding zet sterk in op onderzoeksgebaseerd en -gericht onderwijs. In het personeelskader is er in het domein van de kunsteducatie momenteel één gedoctoreerd docent, die ook is aangesteld als lid van het zelfstandig academisch personeel aan de KU Leuven, en lopen er een aantal doctoraatsprojecten met een kunsteducatieve finaliteit. Alle (doctoraats)assistenten hebben naast een onderzoeksopdracht ook een onderwijsopdracht binnen de educatieve master. Het huidige personeelskorps kon bij de start in 2019 waardevolle expertise in eigen huis rekruteren binnen de opleidingen, de Specifieke Lerarenopleiding en lectoren uit het CVO Kisp. Ontbrekende expertise werd aangevuld met nieuwe vacatures en aanstellingen.  Het opleidingsportfolio bevat een overzicht met korte curricula van het huidige onderwijzend personeel met een uitgesproken kunsteducatief profiel. Een deel van de personeelsleden neemt, naast hun opdracht binnen onderwijs of onderzoek, coördinerende en/of administratieve taken op. 

8.2 Onderwijskwaliteit en professionalisering

Het personeel wordt actief gestimuleerd tot professionele ontwikkeling. De hogeschool werkte hiervoor enkele jaren geleden een beleidsplan professionalisering uit (zie opleidingsportfolio). De Dienst Onderwijs & Kwaliteit (DOK) biedt naast ondersteuning op maat ook jaarlijks een ruim intern vormingsaanbod aan (zie opleidingsportfolio). HR en DOK vormen samen een belangrijke schakel in de wisselwerking tussen alle diensten en niveaus van de organisatie. Aanspreekpunten van de DOK en HR spelen een belangrijke rol in het verwezenlijken van de beleidsdoelstellingen in het algemeen tot het opzetten en begeleiden van professionele leergemeenschappen en concrete vormingsinitiatieven. 

Alle personeelsleden zijn met ingang van oktober 2018  ingerold in een community op Toledo, community “MEET LUCA”. De ambitie is dat dit platform uitgroeit tot een plek waar we kennis en ervaringen kunnen delen over lesgeven, onderwijs, leren. De coördinatie zit bij de DOK. We stellen vast dat docenten uit de opleiding met regelmaat van deze interne professionalisering gebruik maken. 

Voor nieuwe medewerkers is er jaarlijks een introductiedag een een vervolgtraject. Wie aan het volledige traject deelneemt, komt vanaf 2022 in aanmerking voor het verwerven van een Associatiebreed erkend certificaat. (zie opleidingsportfolio). 

De opleiding zet stappen om zichzelf ook extern te professionaliseren o.a. door het aanbieden van nascholing en deelname aan congressen in binnen- en buitenland. Wij zijn enthousiast over het nieuwe LUCA-initiatief LUCAStimuLEERt waar budgetten beschikbaar worden gesteld om te professionaliseren. Voor een opleiding met een kleiner budget geeft dit opportuniteiten die anders onbereikbaar zijn. Een opleidings-eigen inhoudelijke prioriteit voor de komende jaren is om het personeel voldoende vertrouwd te maken met het idee van levenslang leren dat niet alleen bij studenten maar ook voor docenten een vanzelfsprekendheid moet worden. 

Tot slot: de Educatieve masteropleidingen van LUCA willen een voortrekkersrol opnemen op vlak van onderwijskwaliteit binnen de hogeschool. De kunsteducatieve expertise van het team onderzoekers en lesgevers kan immers ook de onderwijspraktijk elders in de hogeschool versterken. De komende jaren onderzoeken we hoe het personeel van de educatieve opleidingen en de Dienst Onderwijs & Kwaliteit elkaar hierbij kunnen ondersteunen. Zo neemt In 2021-2022 de opleiding bij wijze van pilootproject het initiatief om een kleinschalig professionaliseringstraject uit te tekenen voor de opleidingen audiovisuele kunsten. Er bestaat een nood aan didactische navorming op het gebied van evaluatie en werkvormen die een kwalitatieve doch efficiënte tijdsbesteding in de hand werken. In samenwerking met de DOK wordt deze denkoefening gemaakt en het resultaat gebruikt als vertrekpunt voor de toekomst. 

9. Kwaliteitscultuur

9.1 KOPERA

LUCA heeft een eigen kwaliteitszorgmethode voor de opleidingen ontwikkeld, namelijk KOPERA: 

Kritisch de Kwaliteit van Opleidingen met Peers in Eigen Regie Analyseren. Dit kader biedt de opleidingen de vrijheid maar ook de verantwoordelijkheid om het kwaliteitszorgsysteem vanuit hun eigenheid in te vullen. In het najaar van 2021 wordt de Educatieve masteropleidingen van LUCA voor het eerst met behulp van deze methode geanalyseerd. Een aantal bouwstenen in het kwaliteitszorgproces die gehanteerd worden, zijn het opleidingsbeleidsplan, het opleidingsportfolio, het actieplan en het kwaliteitsplan.

9.2 Opleidingsbeleidsplan en opleidingsportfolio

Om de kwaliteit van de opleiding te borgen, bevat het LUCA kwaliteitskader 9 kwaliteitskenmerken waarbinnen opleidingen op een systematische manier de kwaliteit van hun onderwijs kunnen verbeteren. De wijze waarop de opleiding hieraan invulling geeft, drukt zich uit in het opleidingsbeleidsplan en het actieplan. Dit opleidingsbeleidsplan is gebaseerd op het TNO (Toets Nieuwe Opleiding)-dossier dat in het najaar van 2018 werd ingediend om de goedkeuring te krijgen om de nieuwe Educatieve master audiovisuele en beeldende kunsten te mogen inrichten. In de ontwikkeling van dit beleidsplan werden de verschillende elementen breder afgetoetst in de buro-vergaderingen en de POC-vergaderingen (cf. infra). Het opleidingsbeleidsplan zal verder richting geven aan de opleiding en de kwaliteit van het onderwijs ondersteunen.

Het opleidingsportfolio geeft weer waar de opleiding staat. Het is de verzameling van de activiteiten, plannen en realisaties van de opleiding en reflecties hierover. De negen

kwaliteitskenmerken vormen de structuur van het opleidingsportfolio. Het opleidingsportfolio werd reeds van bij de start van de opleiding geleidelijk ingevuld en verder gestoffeerd ter voorbereiding van de kritische analyse van de opleiding.

9.3 Actieplan

Het jaarlijkse actieplan beschrijft de ambities en garandeert de bewaking van de opleiding volgens de PDCA (Plan-Do-Check-Act)-cyclus. Er is een concrete beschrijving van acties, een tijdspad en een omschrijving van gewenste resultaten. Het actieplan wordt bij de start van het academiejaar opgemaakt in een overleg tussen de coördinatoren, het ‘buro’ en het anker van de dienst Onderwijs en Kwaliteit. Na het eerste semester volgt een check-up van tussentijdse stand van zaken en na afloop van het academiejaar wordt de graad van realisatie nog eens kritisch gecheckt door het ‘buro’. Het opmaken van de eindbalans vormt het uitgangspunt voor een nieuw actieplan voor het volgende academiejaar. De voorbije 2 academiejaren waren belangrijke acties bijvoorbeeld de implementatie van de nieuwe opleiding, de uitrol van School of Equals en Inleiding in Kunsteducatie, en het onderzoeken van de mogelijkheden op het vlak van samenwerking met de andere Educatieve Master binnen LUCA School of Arts, namelijk de Educatieve Master Muziek en Podiumkunsten. Alle actieplannen van de voorbije academiejaren en ook het huidige actieplan zijn terug te vinden in het opleidingsportfolio (onder 1. Opleidingsprofiel).

9.4 Kwaliteitsplan

Het kwaliteitsplan wordt bij het begin van een academiejaar opgesteld in een overleg tussen de coördinator, het ‘buro’ en het aanspreekpunt DOK. Voor het kwaliteitsplan is een vast sjabloon ontwikkeld vanuit de dienst Onderwijs en Kwaliteit (DOK). Elke opleiding draagt verantwoordelijkheid voor de uitwerking van het kwaliteitskader, waardoor er eigen accenten kunnen worden gelegd zonder het kader uit het oog te verliezen. In het kwaliteitsplan is er aandacht voor zowel kwalitatieve als kwantitatieve analyse. Een aantal enquêtes en dataverzamelingen worden standaard door de dienst Onderwijs en Kwaliteit (DOK) afgenomen. Het kwaliteitsplan – in het verleden meetplan genoemd - van dit academiejaar en de afgelopen academiejaren is terug te vinden in het opleidingsportfolio onder 9. Kwaliteitscultuur.

Er worden verschillende enquêtes afgenomen:

  • instroomenquêtes, peilen o.a. naar de motivatie van inschrijvende studenten,

tevredenheid over de inschrijving, informatieverstrekking,...

  • enquête uitschrijvingen, peilen o.a. naar achterliggende redenen van de uitschrijving
  • studentenbevragingen van opleidingsonderdelen (OPO-enquêtes): deze behandelen de inhoud, aanpak docent, didactiek, studiebelasting, feedback en evaluatie.

Daarnaast worden heel wat data verzameld:

  • dataverzameling via het jaarlijkse onderwijsdashboard: studentenaantallen en

evolutie hierin, studievoortgang, drop- out,…

  • dataverzameling aantal uitschrijvers per opleidingsfase
  • dataverzameling in verband met de artistieke toelatingsproef

Andere enquêtes en dataverzamelingen waarvoor eveneens vaste formats voorhanden zijn (ontwikkeld in het kader van het KONDOR OOF-project) zijn optioneel en vergen een weloverwogen keuze en systematiek van de opleiding. Er zijn formats beschikbaar voor een alumni-enquête, stagebevraging, bevraging opleidingsevaluatie …

Daarnaast werd aan het einde van academiejaar 2020-2021 een enquête voor opleidingsevaluatie bij de afstuderende studenten georganiseerd. Wat betreft de online studentenbevraging van opleidingsonderdelen, werd er in academiejaar 2019-2020 voor gekozen om de vakdidactieken te bevragen. Voor sommige opleidingsonderdelen in de opleiding is het aantal ingeschreven studenten te klein om een online studentenbevraging te organiseren. Voorlopig werden de focusgesprekken enkel toegespitst op de volledige opleiding, maar in de toekomst zullen ook focusgesprekken specifiek rond opleidingsonderdelen georganiseerd worden. Op die manier wordt er ook over deze vakken met weinig studenten informatie verkregen over de appreciatie van studenten ervan.

9.5 Communicatie resultaten en dialoog als hefboom tot kwaliteitsborging

De opleiding heeft enkel een eigen administratieve POC en sluit aan bij de POC’s van Audiovisuele kunsten, Beeldende kunsten en Productdesign. Hier wordt alle informatie over de invulling van de opleiding in brede zin met elkaar gedeeld en besproken. De centrale rol van de POC’s is daarom uitdagend voor de educatieve masteropleidingen die een klein deel van de bevoegdheid uitmaken. Specifieke informatie over (de educatieve aangelegenheden van) de educatieve masteropleidingen stromen daarom vaak via de coördinatoren door naar de betrokkenen. 

De opleiding kent bovendien een lange traditie van intensief teamoverleg waarin aanpak, visie en curriculum uitvoerig onder collega’s besproken wordt. Het delen van informatie onder collega’s behoort tot de dagdagelijkse werking van de opleiding.

De opleiding wil op verschillende manieren in dialoog treden met het werkveld. Via projecten en samenwerkingen is dit reeds opgestart. Daarnaast wordt de masterproef en stage beoordeeld door externe juryleden uit het werkveld. Ook zijn, zoals eerder aangehaald, veel docenten naast hun lesopdracht actief in het werkveld waardoor de link met het werkveld groot is. De ambitie is om ook een resonantieraad op te richten voor onze opleiding. Dit was een traditie in de Specifieke Lerarenopleiding maar is in de opstart van de Educatie master in de vergeethoek geraakt. 

9.6 Nuttige linken bij kenmerk 9

Download het opleidingsbeleidsplan