Sien Wissels

Mijn praktijk als lerarenopleider ontwikkelde zich binnen het domein van de kunsten en geesteswetenschappen: beeldende en audiovisuele kunsten, geschiedenis, ontwerpwetenschappen, cultuurwetenschappen en muziek. Dit resulteert in een opleidingspraktijk waarin regelmatig geschakeld kan worden tussen een overstijgend perspectief op afzonderlijke onderwijssituaties en het perspectief van de autonome leraar in een theorie-, praktijk-, of kunstvak.  

Het overstijgen van afzonderlijke onderwijssituaties creëert een scherp bewustzijn dat elke leraar continu keuzes maakt uit verschillende (handelings)mogelijkheden. Keuzes leren afwegen behoort daarom tot een essentiële leerervaring voor de student-leraar. Opvattingen, ideeën, overtuigingen en onderzoek worden in mijn lespraktijk gestimuleerd vanuit verschillende invalshoeken: vakdidactisch, pedagogisch-didactisch, psycho-sociaal, vakinhoudelijk of maatschappelijk-beroepsgericht.

Mijn opleidingspraktijk wil vernieuwende impulsen geven die zowel de student als de lerarenopleider drijven naar het durven experimenteren en eventueel mislukken. De ‘tweede-ordedidactiek’ of de aandacht voor de technische dimensie van een leeromgeving is voor mij een essentieel middel om de student-leraar een extra stimulans te geven. Mijn praktijk daagt niet enkel de inhoudelijke expertise uit over het analyseren, opzetten, begeleiden en evalueren van (artistieke) leerprocessen en leeromgevingen. Ook diversiteitscompetenties, taal, ICT – en mediacompetenties zijn impliciet of expliciet in mijn lespraktijk verweven.

‘It takes a city to raise a teacher’. Leraren botsen in hun praktijk vaak op hardnekkige veranderings-processen die aangepakt of gestimuleerd moeten worden. Lef en doorzettingsvermogen zijn in reële lescontexten is een troef. Dit betekent dat niet alleen de vaardigheden van de leraar als leeruitkomsten vooropgesteld worden. De invloed van sociale, culturele en historische factoren op het onderwijs zijn noodzakelijk om in de leerervaring van student-leraar binnen te brengen. Dit vereist geen geïsoleerde positie voor de lerarenopleider, maar wel het constructief mediëren en dialogeren met diverse externe partners in het werkveld.